’s Nachts in de Straat.

“Port control, port control, this is Rover, motorvessel Rover for port control, on 16.”

Beschaafd Engels over de marifoon, in de buurt van Cadiz. Een half uur, wat zeg ik, een uurtje achter elkaar. “Port control this is Rover for port control, on 16 please. Port control port control this is Rover, Rover for port control on 16…” Eindeloos herhaald, beschaafd, maar op het laatst toch met enige aandrang en voor de goede verstaander een lichte ondertoon van irritatie. Het werd zo pathetisch, dat wij de neiging kregen om te antwoorden: “ Hi Rover, this

is port control, which port do you want?” Of iets dergelijks, want geen enkele Spaanse haven in de omgeving voelde zich aangesproken.
teststarter

Wat er van Rover geworden is? Misschien is hij uiteindelijk verstrikt geraakt in de netten van die visser, die bedacht had dat de meeste vis zich zou verschuilen in de shipping lanes van de Straat van Gibraltar, waar geen visser zich tussen de tientallen vrachtvaarders waagt. Maar de vissen hadden op deze gek niet gerekend; de vrachtvaarders ook niet. Radio Tarifa zond waarschuwingen uit; visser gesignaleerd in de Straits. En de visser zat continu op kanaal 16: “ Please do you see my flash (flaasj), captain, sir do you see my flash.” “ Yes, we will pass on port side…” De visser, in paniek: “No sir, no sir captain, please pass southside (sowzzide), only two minutes, please, my nets…” Gebrom in de marifoon. Dan de visser weer: “Do you see my flaasj, please see my flaasj! Pass on sowzzide of my nets, captain sir, only two minutes, please thank you.”

De hele nacht lang. Wij telden op de radar op dat moment 20 vrachtschepen, die in ganzenmars met pakweg 15 knopen door de smalle shipping lanes koersten. De Straat is enkele mijlen breed, een flessenhals, waarin langs de kanten meer dan 4 mijl stroom kan lopen, afhankelijk van de windrichting.

Kanaal 16 is in deze streken niet wat wij gewend zijn. Gillende kinderen, vreemde geluiden, smerige moppen. Wij vertrekken ’s nachts uit Ceuta, de Spaanse enclave in Marocco. Overigens geen aanrader, nutteloze stad waarin belachelijk veel wordt geïnvesteerd; overal nieuwbouw, beton, fly-overs, boulevards gefinancierd uit de Europese pot. De jachtclub een dump, één fatsoenlijk restaurant en dat is een chinees met overigens mooi terras en uitzicht over de haven. Hier wil je na een dag of twee wel weg, hoewel het leuk is om een tochtje te maken naar Tanger of naar de souhks van Tetuán (twee-bergen) waar de Middeleeuwen nog bestaan en de Berbers uit het Rifgebergte, met hun wonderlijke strohoeden, hun koopwaar in de nauwe straatjes uitventen. Na de Levanter, de krachtige zuid-oostelijke wind (5 tot 6) die drie, zes of negen dagen doorstaat en ons richting Gibraltar lelijk op de kop had gezeten, was er een westelijke wind gaan doorstaan die door de autochtonen als abnormaal werd gekenschetst. Aardig voor zeilers die zich naar de Middelandse zee wilden laten blazen en ook heel leuk toen we even overstaken van Gibraltar naar Ceuta, halve wind, mooie rollers van opzij, bruisend zeilplezier voor een uurtje. Maar nu willen we weg uit Ceuta, wij willen terug! We hebben genoeg van Ceuta en, hoewel bezeild, willen absoluut niet nog een keer naar Gibraltaar. Eén keer aapjes kijken is mooi zat. We lagen nota bene nog in de mooiste van de drie jachthavens, Queensway Marina, pal aan de wandelboulevard met de dure restaurantjes, maar lekker liggen…nee dat niet. Om te beginnen moet je al twee van die smerige voorlijnen uit het water vissen en goed strak zetten, vooral góed strak zetten en daarna lig je dag en nacht te springen en te hobbelen met kreunende en krakende landvasten om je heen. Goed, dus niet terug naar Gibraltar, maar gewoon terug westwaards.

Overdag blaast het gierend door het want, pakweg 6 tot 7, maar na zonsondergang zakt  de kracht eruit. En normaal gesproken blíjft die eruit tot de volgende ochtend…

Wij besluiten ’s avonds te vertrekken uit Ceuta, hoewel deze keuze ons noodzaakt tegen de stroom in te boksen over het eerste stuk richting Bajo Suzan naar kaap Punta Leona waar de entree van de Straat zo’n beetje begint. Geheel in strijd met de afspraak begint na een uurtje die verdomde wester weer aan te trekken, recht op de kop, vier, vijf, zes…Zeven, acht, ja de windmeter begint vogelgeluiden te maken en signaleert High Winds. We merken het, blauw water over dek, branding tegen het stuurhuis. De golven worden steil en hoog, klotsend en schuimend. We moeten gas terug nemen, want het wordt nu één golf, twee golf, boemmmm paaltje pikken. Elke derde golf komt aan als een betonnen kademuur. Sidderend en trillend verheft de machtige boeg van de Noorderzon zich na de klap uit het water, als een hond die gezwommen heeft. Onze sterke diesel wordt veroordeeld tot 1200 toeren max om te voorkomen dat de boegspriet straks als een luciferhoutje versplintert. De gemiddelde snelheid over de grond loopt terug naar 0,1 mijl, hoewel we door het water soms toch nog viereneenhalf klokken. Dwars door het gefluit van de wind klinkt op kanaal 16 een vrolijk geouwehoer van (sport?)vissers en er komt voortdurend een idioot tussendoor die met zwaar Spaans accent beweert dat iemands “mouth a pussy” is en dat hij deze persoon een fok in z’n asshole zal douwen…of zoiets. (Er wordt geen best Engels gesproken).

Enfin, dan maar terug naar Ceuta, zwierend met de storm in het bakstag. Waar zijn de havenlichten? Wat een ráre lichten man! Ligt er inmiddels een langzaam bewegende kabellegger voor de haven ingang, dus dat werd nog even lastig in het donkere nacht. Maar, nog voor twaalven liggen we weer vast op ons eigen plekje, waarvoor inmiddels veel belangstelling is omdat er steeds meer jachten binnen komen waaien.

Je kunt hier goed schrikken, want met wind tegen stroom loopt er een flinke race en die kabbelend lijntjes staan niet voor niks in de kaart. Zeeën als een pot kokend water. Ook aan de overkant trouwens, Tarifa kun je maar beter ruim omzeilen. Dit radiostation is overigens een vertrouwd geluid voor vaarders in deze regio, met berichten voor de scheepvaart, gesprekken met voorbijvaarders en weerberichten.

Na twee dagen verwaaid te hebben gelegen in Ceuta, weer ’s avonds met weinig wind eruit. Na een uurtje toch weer het zelfde liedje op de windmeter (liedje begint aarzelend bij 30 knopen). Bovendien hebben we de stroom minder tegen zodat we toch nog met 2,3 mijl over de grond langs Punta Leona kruipen. Alsof die toren eeuwig dwars blijft. Hoewel een redelijk heldere nacht, met later bijna volle maan, toch maar de radar bij voordat we besluiten de shipping lanes te kruisen. Je voelt je een oud vrouwtje – of mannetje desgewenst – die de drukke verkeersstraat moet nemen, zonder stoplichten of zebra’s. We scharrelen een tijdje langs de rand van de lane, totdat er van links nog drie schepen aankomen en van rechts slechts één. Achter de derde langs, ja nú! Motor bij op 1400 toeren, met ruim 6 knopen als de donder dwars oversteken. Pffft, een half uurtje, drie kwartier, ja we zijn er over. Achter ons langs boemeren alweer de grote jongens, boemboemboem. De westenwind krimpt een beetje en zakt naar 6, we kunnen motorzeilen naar Puerto Santa Maria, de gezelligste haven van de Spaanse zuidkust, van waar het slechts een kwartiertje treinen is naar Jerez de la Frontera waar je in de bodega’s prima sherry kunt drinken. Gaan we doen.300-207