In Portugal staat de markt nog middelpuntig in het leven. Ondanks de verschijning van enorme supermarkten van Auchan, Intermarché, Aldi en Lidl en locale grootheden zoals Pingo Doce (zoete druppel), Jumbo, Continente en Pão de Açúcar (suikerbrood), heeft de markt zijn levenskracht behouden.
Hier komen in alle vroegte de boeren en tuinbouwers, de vissers en handelaren hun waren uitstallen.
Elke stad en elk dorp heeft zijn vaste overdekte markthal. Deze gebouwen zijn vaak monumentale staaltjes klassieke architectuur. In Olhao aan de haven troont een tweelinggebouw met pikante torens en een skelet dat door de heer Eifel zelf ontworpen lijkt en in het hart van Loulé vind je een markthallenpaleis in Moorse stijl met pompoentorens en puntbogen. Helaas is dit gebouw door restauratiewoede enigszins te mooi geworden en is de heerlijke chaos binnen vervangen door een toneel van strakke rijen verkoopstalletjes. Verdwenen zijn de oude kaasvrouwtjes, de kledenverkoopsters, de verweerde boertjes met hun slakken in een plastic teiltje (caracóis) of met een bakje schelpdieren (ameijoas). De kleine nering is verjaagd uit dit paleis dat moet concurreren met de moderne shoppingcentra die inmiddels hier en daar zijn verrezen, en die – toegegeven – eveneens architectonisch niet onaantrekkelijk zijn als monumenten van de moderne vooruitgang. Portugal heeft shoppingcentra die de American dream naar de troon steken, in Lissabon vind je de grootste shoppingmall van Europa en in het zuiden, in de Algarve, heeft een onooglijk dorp als Guia internationale faam gekregen door een shoppingmall die enigszins aan Disneyland doet denken. Hier komen de gezinnen op zondag verpozen in een prettig constant klimaat, niet te warm niet te koud, geen wind en overal terrassen en planten, hoewel die vaak van plastic zijn. Ruimtelijkheid, licht en lucht, glazen plafonds en leuke winkels, heel veel leuke winkels met heel veel kleding en schoenen en heel veel uitverkoop. De voedselpleinen in deze winkelparadijzen zijn uitgebreid, naast de klassieke koffietentjes, vaak een eilandje in de drukte, waar je voor 50 of 60 cent de heerlijkste espresso krijgt, zijn er restaurants en snackbars in overvloed. Niet alleen de bekende hamburgertenten, maar ook speciaalzaken, zoals een soeprestaurantje, een vis- en garnalen tentje, een Japanse sushibar of een Italiaans restaurant. Kwaliteit van zeer matig tot redelijk goed en altijd verrassend voordelig. Bij de Japanner in Ria Shopping Olhao kun je bijvoorbeeld voor 8 euro net zoveel lekkere schoteltjes van de lopende band pakken als je opkunt.
Maar de ware Portugese markt is toch de buitenmarkt, de zogenaamde vlooienmarkt op een groot vaak zanderig plein bij een kerkhof of nabij een vervallen sportaccommodatie. In de locale kranten worden deze weekendmarkten geannonceerd en het volk uit de gehele omgeving trekt er massaal naar toe. Bij zonsopkomst worden de tenten in elkaar gezet, klinkt het gehamer waarmee de stalen pennen in de grond worden geslagen om de scheerlijnen vast te zetten en kreunen en brommen de zware motoren van de enorme trucks, die hun trailers parkeren waarin straks de restaurants geopend worden. Rondom het dorp heerst al vroeg de chaos. Politiemannen met lichtgevende gele hesjes proberen de verkeersstromen in goede banen te leiden en de smalle straatjes en rustieke hoekjes worden voor alle zekerheid gesloten voor gemotoriseerd vervoer. Gezinnen in oudere auto’s komen van heinde en verre en zoeken een parkeerplaats, ergens op een stoep, in een olijfboomgaard, of op een braakliggende zandvlakte (vaak het voetbalveld) die voor het doel is opengesteld.
Het volk is divers en naast de oude garde is ook de jeugd goed vertegenwoordigd. Je ziet authentieke vrouwen in het zwart met strooien hoeden en hoofddoeken – meestal gecombineerd – en mannen op hun zondags in hun trouwpak met vest, maar evenzo de moderne jongens, met spijkerbroeken die van de kont glijden en waarvan het kruis tussen de knieën hangt. Jonge meiden flaneren in aalgladde nylonachtige gympakjes die pronte bilpartijen accentueren, hun oma’s dragen zelfgebreide veelkleurige vesten en zwaar rokende mannen kleden zich sportief in slobberige joggingbroeken en leren jacks. Maar, over het algemeen overheerst toch de degelijke burgermanskleding van nette mensen op zondag.
Aan het begin van de markt, bij de entree zou je kunnen zeggen, voor zover deze markten een entree hebben, vind je de bedelaars en de gebakkraampjes. In gloeiende olie worden deegwaren gebakken, in hoefijzervorm, als staven of als ringen, die daarna door een mengsel van kaneel en suiker worden gehaald. Een lekkernij. Voorts de schelpdieren en slakken, in bakken en teiltjes en daarnaast de aardbeien die hier het hele jaar door verkrijgbaar zijn, omdat ze in plastic kassen worden gekweekt. Kisten vol, uit Spanje en eigen land. Een euro de kilo. Om één uur, als de markt afloopt, zijn de aardbeien bijna altijd overal uitverkocht. Daar moet je wel rekening mee houden. Mocht je gereedschap nodig hebben, welk gereedschap dan ook, het is hier verkrijgbaar in grote hoeveelheden, van het kleinste zakmesje tot de grootste pikhouweel. Evenals de koperen destilleer toestellen om de ‘medronho’ te stoken, het Portugese vuurwater dat getrokken wordt van een soort wilde aardbeitjes die in het achterland volop aan de struiken hangen. Deze aardbeitjes gisten zo sterk, dat menige geit (echte liefhebbers van deze vruchtjes) dronken van de heuvel is gevallen. En natuurlijk is er veel kleding. Tenten vol lingerie, sjaals, doeken, draperieën, jurken en broeken, veel spijkerbroeken van de bekende merken, veel namaak van de bekende merken en ontzettend veel schoenen. Daartussen natuurlijk de mandenmakers met vlechtwerk in elk model en formaat. En Portugees aardewerk, zelfgebakken en beschilderd. En op uitgespreide doeken de uitstallingen van de zolderopruimingen en de gekopieerde Cd’s op mp3formaat. Het is niet te geloven wat die handelaren allemaal bewaren en elke keer weer zorgvuldig inpakken in plastic vuilniszakken en kartonnen dozen. De rotzooi die zij uitstallen doen denken aan het Amsterdamse Waterlooplein in de jaren vijftig van de vorige eeuw.
In deze tijden van recessie en zakkenvullers zorgt zo´n markt voor de relativering. Mijn echtgenote doneert aan een zielig oud vrouwtje, dat in een onmogelijke houding op het beton ligt en een plastic koffiebekertje omhoog houdt, een euro. Dat is hier erg veel. Verderop wil zij wel drie kleine plantjes kopen voor in de tuin – waar we al veel plantjes hebben – en het prijskaartje vermeldt 2,40 per stuk. Het zijn er slechts drie, de hele voorraad, dus Willemine biedt zes euro. Het plantenvrouwtje dat ooit in Engeland geboren is, begint omstandig te rekenen en komt uit op zesvijftig. Nee zegt Willemine, dat is veel te duur. We lopen door en hoewel Portugese handelaren en handelaarsters je dan achterna komen, want zes euro is toch best aardig, laat het oud-Engelse vrouwtje het afweten. Verderop vind ik in een grote doos met hang en sluitwerk twee roestige ringen met antiek beslag voor op ons oude bureau, waarvan de deurtjes dergelijk beslag ontberen. Het is een handjevol niks, op een zolder gevonden, dus ik zoek in mijn portenmonee en vind 60 cent. De handelaar kijkt zuinig, waarop ik mijn kleingeld in zijn hand omkeer en tot bijna tachtig cent kom. Hij knikt tevreden, obrigado. Wat is de waarde nog van geld?
Hier op de markt kun je ook de statige zigeunervrouwen bewonderen, kleurrijk gekleed in hun lange rokken en veelkleurige sjaals. De ruggen kaarsrecht, dat moet ook wel om de enorme buiken met daarbovenop de borsten te torsen. Zelfs op jeugdige leeftijd lopen ze al met de buik vooruit, vaak ook omdat er een baby in zit. En over baby’s gesproken; de hele uitzet kun je hier kopen, baby- en kinderkleertjes bij de vleet, hoewel niet altijd getuigend van goed smaak. De zigeunerkindertjes spelen tussen de scheerlijnen van de kramen en proberen ondertussen de uitgestalde waren te verplaatsen. Natuurlijk vind je de meeste kinderen rondom de vrouw met de ballonnen en bij de mannen die speelgoedhondjes verkopen, die echt keffen en ondertussen proberen van een dienblad te klauteren waarbij ze omvallen en zichzelf weer op de pootjes zetten. Dat gaat maar door, totdat de batterijen leeg zijn. Zo zijn er ook autootjes die voorturend omkeren als ze tegen een opstakel rijden.
Fascinerend is de standwerker, die van zijn trailer, een kanjer van een wagen, een toneel heeft gemaakt door de zijwand deels omhoog te klappen als een baldakijn. Hij staat daar hoog boven zijn publiek, in een decor van handdoeken en beddengoed. Om zijn nek heeft hij een standaard die de microfoon exact voor zijn mond houdt. Wat kan die man praten zeg. Hij ratelt aan één stuk door en zijn spraakwaterval klinkt – dat moet gezegd – prachtig uit de luidsprekers op het dak van zijn wagen. Hij spreekt goed verstaanbaar Portugees en articuleert elk woord als een volwaardig toneelspeler. Alleen al voor die stem blijf je gefascineerd staan luisteren. Hij voegt slopen en lakens en dekbedden bij elkaar met behulp van de aangever, die er op commando nog een lakentje bij doet. De hele stapel, mijne dames en heren, met nog drie handdoeken erbij, nu voor tien euro, wie, ja wie? Hoppa, gretig grijpen omstanders de pakketten uit zijn hand. Hier is je euro nog wat waard!
Even verderop signaleert een opstijgende rookwolk de aanwezigheid van restaurants. De wagens, tenten, barbecues, terrassen en zonneschermen zijn min of meer bij elkaar gegroepeerd op een apart deel van het uitgestrekte terrein. Het loopt tegen de lunch, dus het is druk. Voor Portugezen is het middagmaal de hoofdschotel van de dag. Zelfs nu de economie niet aanmoedigt tot gastronomische uitstapjes, zijn de eetlokalen rond het middaguur nog altijd goed bezet en ook hier op de markt neemt men de tijd voor het middagmaal. Op de rokende barbecues, vaak met het formaat van een kleine locomotief, liggen de kippen en de speklappen te grillen. Deze gerechten (frango en entremeada) vinden gretig aftrek. Evenals de wijn en de aguardente en medronho. Omdat er nabij deze markt – in Estoi – een verwaarloosde paardenrenbaan is, met vervallen grandeur uit vervlogen tijden, is er ook paardenvolk op de markt aanwezig. Trotse koetsiers zitten hautain op hun tweewielige koetsjes en ook de ouderwetse Portugese kar op hoge wielen, die je meestal bij de antiquair ziet staan, rijdt hier nog rond.
De meeste marktrestaurants hebben een enorme keukenwagen annex bar. Rondom zijn uitgebreide terrassen uitgezet, met plastic tafels en stoelen. Hier zit je voortreffelijk, naar keuze in of uit de zon – Portugezen meestal uit de zon – en de bediening is keurig, veelal door verweerde mannen in voorschoot. Je tafeltje wordt gedekt met een papieren kleedje (oppassen dat het niet weg waait) en je krijgt een mandje gesneden brood en een schaaltje olijven en meestal ook nog gesneden worteltjes ingelegd in olie en azijn.
Wij bestellen drie speklappen, hardgebakken op de gril, lekker zout en knapperig, met een glas wijn erbij – nou ja, zeg maar een paar glazen wijn erbij want de enthousiaste bediening schenkt royaal. Het is enorm druk rondom de keukenwagen en je moet rond lunchtijd je best doen om een tafeltje te bemachtigen. In de buurt blijven rondhangen en als een havik erop afduiken als je ziet dat mensen het plan hebben om weg te gaan. Bestellen vergt ook enig eigen initiatief. Vang een van de hardlopende mannen onderweg op, terwijl ze met pastic bordjes en bekertjes langs de tafeltjes manoeuvreren. Trek hem aan z´n arm en wijs: we zitten daar! En dan meteen wijn bestellen, want als je de wijn eenmaal hebt komt de rest vanzelf. Dit is onthaasten op de zondag. De zon schijnt en er is genoeg te zien om je heen. Willemine ontdekt vlak achter ons, in zo´n onbestemde uitstalling van zoldervondsten, gelukkig nog een oude kan, een porceleinen wasbak en een vaasje van voor de revolutie. Dan komt het plastic bord met de hardgebakken speklapjes, hapklaar in stukjes gesneden met een houten prikkertje erin geprikt. Haphap mmm, wat is dit toch smerig lekker, vooral met een stukje huisgebakken brood erbij, wat olijven en een plastic bekertje tot de rand gevuld met wijn. We bestellen nog twee keer en nadat we drie bekertjes wijn op hebben, komt de vroljke bediende die iedereen groet en voortdurend plezier in zijn leven lijkt te hebben nog eens ongevraagd langs met de fles. En dat alles uiteindelijk voor de somma van tien euro. We rapen onze plastic zakken bij elkaar – honing, vaasje, terracotta kannetje – en we wandelen, enigszins onvast moet ik toegeven, terug naar de afdeling planten om nog wat te kopen voor de tuin. Maar niet bij dat vervelende Engelse vrouwtje, vindt Willemine. Er is nog aanbod genoeg, want de tuiniers zijn altijd zo´n beetje de laatsten die opdoeken. Elke Portugese markt heeft een hoog tuingehalte, want Portugezen zijn gek met plantjes, niet alleen voor hun moestuin, maar ook voor de sier. En voor het fruit natuurlijk. Alle fruitbomen die je kunt bedenken, kun je hier kopen in grotere of kleinere afmetingen. Het fruit zit er soms al aan en in het geval van – bijvoorbeeld- een klein sinaasappelboompje (40 euro), liggen er drie knotsen van sinaasappelen aan de voet, ter illustratie van de toekomstige oogst. In het verlengde van de plantenuitstallingen vind je de oogst, de groenten en fruit verkopers. Twee kwartjes voor een kilo sinaasappelen, appels, peren, vijgen en noem maar op, plus natuurlijk aardappelen, courgettes, aubergines, wortelen (enorme winterpenen!) en wat er nog meer van het land komt. Ingelegde olijven, ja en honing, van de alffarobeira, van de lavendel, van de citrusbomen.
Als je vaak naar deze markten gaat, in Fuzeta, Almancil, Estoi, of Quelfes of waar dan ook in de Algarve, kom je dezelfde kooplui tegen, die meereizen met de markten. Elke keer stallen ze ’s ochtends vroeg hun hele hebben en houwen uit om in de voormiddag de spullen weer in hun wagentjes en busjes te stouwen. Bij het scheiden van de markt kun je nog wel eens voordelig iets op de kop tikken. Zo bezit ik 14 delen van Agatha Christie, prachtig gebonden in rood kunstleer, goud op snee, een sieraad voor de boekenplank. Na enig onderhandelen mocht ik ze meenemen voor vijfentwintig euro, inclusief de plastic krat waarin ze verpakt waren. Helaas, mijn geliefde Willemine is niet zo handig in die dingen. Zij kleedt zich om te beginnen te mooi, weliswaar kunstzinnig, daarvoor is zij tenslotte kunstenares, maar toch duidelijk ook getuigend van een zekere luxe. Dan ziet zij twee ouwe keramiek schaaltjes met een bloemmotief en dan weet de koopman al dat hij beet heeft. Die vraagt ijskoud 8 euro per schaaltje. Ik ben te laat. Afdingen lukt al niet meer en als ik tegen de man zeg dat het voor mij niet meer hoeft en aanstalten maak om door te lopen, ziet hij grijnzend de aarzeling van mevrouw. Nou ja, die schaaltjes moeten dus worden aangeschaft en met wat moeite weet ik de prijs naar 7 euro te krijgen, waarbij de verkoper zuchtend toegeeft alsof hij mij zijn winst inlevert. Willemine kijkt opgelucht. De verkoper, een donkere man met stevige buik en een forse zwarte snor, wikkelt de schaaltjes in krantenpapier en stopt ze in zo’n fletskleurig plastic zakje waarmee je hier op de markt iedereen ziet rondlopen. Deze is blauw, maar ze zijn er ook in roze, zachtgroen en vuilgrijs. Willemine neemt het zakje blij in ontvangst. Naast haar staat een jonge vrouw, die haar in het Engels toefluistert: ‘u hebt veel te veel betaald mevrouw! ‘
Maar dat had ik ook al gezegd.
Op de Portugese markt is je euro een ouderwetse daalder waard, als je niet oplet.
Christian,
Maart 2012.