Ruim twintig ton laadvermogen. Als je honderden containers opgestapeld ziet staan in een containerhaven lijkt het niet veel, maar als zo’n stalen kist in je voortuin staat kijk je er heel anders tegen aan.
“Waarom koop je geen container” zei Victor.
We waren op het eiland Bali, met vakantie eigenlijk. Victor waren we tegengekomen op het inwijdingsfeest van het huis dat vrienden hadden laten bouwen. Zo’n feest duurt de hele dag, dus tijd genoeg om mensen te leren kennen en leuke gesprekken te voeren. De poppenspeler trekt zich er niets van aan als mensen luidruchtig zijn voorstelling negeren, evenmin trouwens als de priester die zich op een hoog podium heeft gevestigd achter een door hulpjes opgetrokken altaar. Hij werkt onder alle omstandigheden stug door, zijn inwijdingsritueel is voor niemand van ons bestemd, uitsluitend voor de goden. Ondertussen lopen vele mooie en minder mooie vrouwen af en aan met allerhande eetwaar op hun hoofd en worden de kippen rondom het huis begraven.
s Middags al komt het eerste gamelan orkest en de danseressen ontplooien zich in subtiele houdingen als de schemering invalt. Feeëriek wordt het als de lampen aangaan. Ongekend, verbijsterend indringend, een feest van schoonheid voor de aanwezigen die zich tegoed doen aan de hapjes en de dranken.
Maar we hebben het over Victor. Hij is een ontspannen veertiger met een olijk staartje en rustgevende blauwe ogen. Hij woont al lang op Bali, waar hij getrouwd is met een dienstmeisje van zijn vader, die op z’n negentigste nog een enorm huis bouwde in Balinese stijl, een bijna geheel opengewerkt baldakijn op steile stammen van reuzen palmen die bruin glanzen alsof ze dagelijks in de was worden gezet. Het huis torent hoog, schijnt deels in de ruimte te hangen, met neerhangende bloeiende plantentuinen en stille vijvers met kleine fonteinen.
Victor woont er naast, een paar honderd meter verderop in een even kolossaal huis. Zijn huis is van origine een antiek Javaans huis dat hij in onderdelen hierheen heeft gebracht en heeft voorzien van modern comfort zoals een bijna decadente badruimte met verzonken ligbad – waarin zijn vrouw haar beide kinderen ter wereld heeft gebracht – en een keukenruimte die in een vijfsterren oosters hotel niet zou misstaan. Als bijzonderheid een reusachtige open haard op het terras, waarin Victor ’s avonds vuren stookt die zoveel hitte verspreiden dat de gasten eerbiedig op afstand blijven, evenals trouwens eventuele dieren en lastige insecten.
Victor woont niet in het huis van zijn ouders, omdat hij dit zijn vrouw niet aan wilde doen. Voor haar zou de transformatie van dienstmeisje tot vrouw des huizes op die plek te zwaar zijn geweest. Zij is overigens ook als vrouw des huizes de bescheidenheid en zorgzaamheid zelve gebleven en mengt zich niet in een gesprek tenzij daartoe uitdrukkelijk uitgenodigd.
“Koop gewoon een 20voet container” zei Victor op die avond bij het vuur, terwijl we genoten van de heerlijke maaltijd die zijn kok bereid had en die door aardige oosterse dames werd geserveerd.
“Je kunt hier prachtige meubelen kopen, koloniaal antiek, en natuursteen voor je vloeren. Ook de apparatuur voor bijvoorbeeld je keuken of badkamer is hier goedkoper dan in Europa.”
We hadden Victor inmiddels verteld van onze plannen om in Portugal een huis te bouwen. Hij werd meteen enthousiast, merkte op dat hij voor een vriend in Spanje ook al eens bouwmaterialen had verzorgd vanuit Bali. Hij kende alle goede adressen voor meubelen en natuursteen en zou ons met plezier een rondleiding geven. We dronken nog meer wijn en nadat ik mijn architecturale ideeën had ontvouwd, zaten we beiden al gauw met potlood en papier te schetsen. Je moest tenslotte wel weten hoe en wat je ging bouwen, voordat je de bouwmaterialen ging bekijken.
Een paar dagen later bezochten we natuursteenhandelaren die op grote terreinen ongekende hoeveelheden steen hadden opgeslagen, steen bovendien die je in onze streken niettegenkomt, zoals heldergroen graniet en dofzwartgrijs lavasteen. “Mooi op de terrassen” zei Victor, “het is stroef aan de voeten, goed warmte geleidend en rustig aan de ogen, vooral met die felle zon erop”. We konden het ter plekke beamen en toen ontstond mijn idee om met de rustgevende warmte geleidende terrassen het water van mijn zwembad te verwarmen, daarmee tegelijkertijd verkoeling te geven aan blote voeten waarop we immers vaak zouden lopen in het zonnige Portugal. Een duurzaam en praktisch idee tegelijkertijd (overigens ook uitgevoerd). We kochten dus een flinke partij lavasteen nadat ik snel op een kleine bloknoot had uitgerekend hoeveel vierkante meters terras we zouden gaan bouwen. “En wat dacht je van een groen granieten zwembad eh?” Victor legde de vierkante 15×15 cm tegels voor ons uit. De gladde kant boven, natuurlijk. De achterkant was ruw en rotsig, dat is heel goed legde de steenman uit, omdat we deze tegels met de ruwe kant in het natte cement zouden plakken, zo bouwde men zwembaden. Victor beaamde dit. We kochten dus een grote partij groene granieten tegels, aan één kant glad en aan de andere kant lekker ruw voor houvast in het natte cement. Goed idee. Niet te weinig kopen want als je tekort komt kun je niet vlug even een paar tegeltjes bijkopen. Dus rekende ik snel weer op mijn bloknoot uit hoeveel vierkante meter een flink zwembad ging worden. We bestelden 25% meer voor de zekerheid en dat bleek later maar goed ook want het overloopbad voor de waterverwarming dat oorspronkelijk zwart zou worden, met lavasteen, is uiteindelijk toch net zo groen geworden als het zwembad, vanuit esthetische overwegingen.
Bij de steenman zagen we ook prachtige getrommelde marmeren plavuisjes. En waskommen uit één stuk marmer gemaakt. Willemine wilde toen ook het aldaar tentoongestelde tweepersoons marmeren bad hebben, eveneens uit één blok steen gehouwen, maar dat kon ik gelukkig uit haar hoofd praten. Zo’n container moet je vullen met nùttige zaken nietwaar. We kochten dus vloeren in getrommeld marmer en in gepolijst marmer van een prachtige lichte olijfkleur (past goed in Portugal!) met leuke ingesloten dierskeletjes er in. Ik rekende snel de vierkante meters uit en Victor het gewicht, want we mochten niet meer dan 24 ton laden.
Daarna ging het naar de meubelhallen, of liever gezegd, naar Victor’s favoriete meubelhal die ongeveer de omvang had van IKEA, maar dan met andere meubelen erin natuurlijk. Twee soorten meubelen: echte antieke en nagemaakte antieke van wel echt oud hout. In de bijna onoverzichtelijke meubelmakerij werkten vele half blote mannen; zij wisten het weerbarstige oude teakhout dat in uiteenlopende vormen op grote stapels lag opgetast, weer in fraaie elegante meubelstukken te verwerken. Je kon het verschil niet zien tussen bijvoorbeeld een echte antieke teakhouten bank en een onechte antieke teakhouten bank. Maar gelukkig kon Victor het wel zien en wist hij zeker dat deze bevriende relatie hem niet voor de gek zou houden. We kochten dus banken, grote en kleine en zelfs een héél grote, een opiumbed eigenlijk, maar dat ontdekten we eigenlijk pas weer drie jaar later toen de container werd uitgepakt. Enfin, tafels, stoelen, kasten en kastjes, alles van teak, met mooi houtsnijwerk en soms beschilderd in vale kleuren, en allemaal heel voordelig dus we zeiden al gauw elke keer ja. Voor die prijs kon je het niet laten staan. Ook kochten we koloniale teakhouten deuren van meer dan honderd jaar oud. De grootste had een hoogte, inclusief het raamwerk met smeedijzeren bovenlicht, van driemetertachtig terwijl de kleinste slechts tweemetertachtig haalde. Later konden we deze afmetingen niet geloven; het betekende een enorm ingewikkelde bouwwijze waarbij de betonnen fundering moest worden aangepast met leggers op vier meter hoogte en een vide in plaats van een etage. Dat soort dingen. Maar daar dachten wij niet aan tijdens de aankoop. De deuren waren prachtig en origineel (en dat zijn ze ook). Voorts kochten we nog gekke dingen zoals een origineel Awari-spel (in ‘t Arabisch “mankalah”, op Java het “dakonspel”) dat gemeenlijk “kuiltje-kiezel-spel” wordt genoemd, uitgehakt uit een oude boomstronk. Later bij de glaswinkel – die we zelf hadden gevonden – hebben we ook nog grote glazen schalen en vazen aangeschaft die in de container cardanisch bleken te zijn opgehangen in houten kratten. Over de verpakking van de goederen overigens niets dan goeds. Dat kunnen ze daar in Bali!
Enfin, wij zetten onze handtekening onder al die lijsten met goederen, later ook nog smeedijzeren tafels met geslepen glazen tafelbladen en zeer fraaie Ikad wandkleden en bijzonder grote schelpen en marmeren beelden en.. het was net sinterklaas toen die container een paar jaar later werd uitgeladen en we al die stevig ingepakte goederen mochten uitpakken.
De mens vergeet snel en de lijsten die we hadden ondertekend waren deels onleesbaar en deels onbegrijpelijk. Maar, we hielden ook na onze vakantie op Bali contact met Victor die alles regelde. We maakten geld over en later nog eens omdat de container na inladen nog erg leeg bleek te zijn; onderop lagen al die stenen, ongeveer een meter hoog en daar bovenop onze meubelen en nog heel veel lucht. Er konden nog wel wat meubelen bij en Victor wist een bevriende meubelmaker op Java die precies dezelfde stoelen en tafels kon maken als die we in zijn huis hadden gezien. Nou vooruit, een stoel en een tafel is nooit teveel dus we bestelden nog het een en ander erbij, vooral ronde tafels met roze marmeren bladen en zware teakhouten onderstellen en bijpassende teakhouten stoelen met en zonder leuningen.
Bijna een half jaar hoorden we daarna niets meer van Victor en hoewel hij bevriend was met onze vrienden begonnen we toch een beetje ongeduldig te worden. Mijn e-mails werden strakker van toon. Nog wel hoe gaat het met jou en Kemur en de kleintjes enzo, maar daarna meteen van hoe zit het met de container.
Victor bleek echter net zo betrouwbaar als het blauw van zijn ogen. Op een dag, na ongeveer een jaar, stond onze eigen container gevuld met onze eigen spullen klaar voor verzending per schip. Waarheen, dat was de vraag. Lissabon werd ons ten sterkste afgeraden, maar Cadiz leek mij ideaal. Met mijn eigen boot was ik er regelmatig geweest en ik had er honderden, nee wellicht duizenden containers op de kaden gezien onder de majestueus voortrijdende containerkranen. Cadiz moest het worden. Maar het werd Barcelona. Ik kreeg een mailtje van Victor: container onderweg naar Barcelona, neem contact op met een telefoonnummer in Madrid. Madrid? Ja Madrid. Hier bleek ik een soort scheepsbevrachtingskantoor aan de lijn te krijgen, waar men ook de douane perikelen voor mij ging regelen. Een aardige dame, laten we haar Maria noemen, legde mij uit dat een alleenstaande privé-container niet geliefd was in de havens en dat Cadiz daarom kansloos was. Barcelona was heus de dichtstbijzijnde optie. Maar, verzekerde ze mij, ik hoefde mij geen zorgen te maken want zij ging alles organiseren inclusief het vervoer van Barcelona naar Moncarapacho, dat achteraf duurder bleek dan de zeereis van Bali naar Barcelona.
Zo kwam het dat ik op een ochtend in augustus door Maria werd gebeld: container komt er aan. Ik was niet verbaasd omdat ik wist dat deze maand de container over de weg vervoerd ging worden, ruim duizend kilometer, dus dat ging wel een paar dagen duren. Ik was wel verbaasd te horen dat de chauffeur al voorbij Sevilla was en mij spoedig ging bellen. Zowat een uur later belde hij inderdaad, om de weg te vragen. Hij passeerde de brug over de Guadiana en wilde weten hoe mijn adres precies luidde. En of de hijskraan al klaar stond. Hijskraan? Ja, natuurlijk, om de container van de wagen te tillen en op mijn terrein neer te zetten. Sjee, dat was even schrikken! Hoe kwam ik aan een hijskraan? En mijn optrekje lag op een heuvel met eromheen 8000 meter land dat bereikbaar was via een verharde zandweg van pakweg drie meter breed. Enigszins paniekerig belde ik mijn vriend J die als bouwkundig HTSer in Zuid Portugal al jaren bouwprojecten begeleidt. “Een kraan eh? Ja, langs de N125 (dit is de weg die langs de hele zuidkust loopt, vroeger de hoofdverkeersader, ook wel dodenweg genoemd) zit een bedrijf dat bouwkranen verhuurt…”
Ik belde het opgegeven nummer en legde in mijn beste Portugees uit dat ik met een uurtje een grote kraan nodig had om een twintigvoets container van de wagen te hijsen. Dat was natuurlijk vragen om het onmogelijke. Die rijdende reuzenkranen halen maximaal 20 kilometer per uur en het bedrijf zat zo’n zestig kilometer bij mij vandaan. Maar, het goede nieuws, ze hadden die dag wel een kraan beschikbaar.
Inmiddels had de containerchauffeur het dorp bereikt en stond bij de benzinepomp, zoals afgesproken. Mijn hemel, wat is zo’n containerwagen gigantisch in het decor van een nogal slaperig Portugees dorp. Ik schaamde mij een beetje, met mijn grote stalen doos op die enorme Spaanse truck in dat kleine dorp. Daar stond ik als buitenlander koloniaal te kijk op de stoep bij de markthal, in het zicht van de schamele terrassen waarop zondoorstoofde mannen hun bierflesjes even vergaten. Voor hun belangstellende ogen klom de chauffeur uit zijn cabine, alsof hij neerdaalde uit de hemel en schudde mij allerhartelijkst de hand. Ik was meteen getekend. De indringer met de container; wat zou erin zitten?
(Deze nieuwsgierigheid werd een jaartje later overigens bevredigd, toen de container op mijn land werd open gezaagd, ondanks 4 hangsloten. Niets gestolen. Mijn stenen en meubelen zullen wel een teleurstelling zijn geweest, want gewoonlijk bevatten containers kostbare machines, elektronica, televisieapparaten, laptops en dat soort handel).
Met mijn huurauto reed ik voor de container uit, die mij volgde als een grote brave hond tot aan het begin van zandweg, waar de chauffeur het gevaarte parkeerde om samen met mij te wachten op de kraanwagen. Ik belde de kraandrijver; en ja hij was onderweg Met een uurtje of twee, misschien iets meer, kon ik hem verwachten. Ondertussen liep het tegen lunchtijd, dus ik nodigde de chauffeur uit voor een maaltijd in ons plaatselijke restaurant. We spraken over koetjes en kalfjes, of specifieker gezegd, over vrouwen en wijn, de enige woorden Engels die hij trouwens sprak. Woman y Wine haha. Gelukkig was mijn Spaans toen nog niet verminkt door Portugese invloeden, en kon ik over zijn onderwerp, met behulp van wat gebarentaal, aardig meepraten. Kortom, anderhalf uur later reden we weer naar zijn truck aan het begin van de zandweg en de stemming was opperbest. Eindelijk na nog een klein uurtje met de oren gespitst wachten hoorden we een zwaar gerommel in de verte als van een naderend onweer. De Grua, meldde de chauffeur met opgestoken vinger. Het gevaarte dat in de bocht van de weg zichtbaar werd, rommelde knarsend en bonkend als een boosaardige mastodont in onze richting. Sjonge, als die maar op de zandweg (Caminho de areia) zou passen!
Nou, hij paste precies, laat ik zeggen héél precies, terwijl de chauffeur, bedenkelijk kijkend, met de precisie van een chirurg zijn voertuig stapvoets vooruit dwong. Hij kroop over het weggetje, links en rechts hier en daar bomen snoeiend. Ik volgde. Daarachter de truck met container. Zo’n optocht had dit weggetje nimmer meegemaakt, ontworpen als het was voor de ezelwagens. De Grua stopte na een paar honderd meter, halverwege het hek rond mijn terrein, op een redelijk vlak stuk. Achter mij stond de containerwagen op een splitsing met een andere zandweg en tot mijn verrassing begon de chauffeur al scharend en manoeuvrerend de verkeerde weg in te draaien. De man van de Grua gebaarde naar mij dat ik moest opduvelen met mijn huurautootje, dus ik parkeerde terzijde in het land van een buurman. Het bleek nu dat de containerwagen achteruit – inderdaad, achteruit – de rest van het bochtige traject ging afleggen tot nabij de Grua. Meerdere Johannesbroodbomen werden nu gesnoeid en ik begon respect te krijgen voor de rijkunsten van deze chauffeur. Uiteindelijk stonden Grua en truck dicht tegen elkaar geparkeerd naast het hek rond mijn land. Enige mogelijkheid, legde de kraandrijver uit, om de container langs de telefoondraden en onder de elektriciteitsdraden door rond te zwaaien en over het hek te tillen op deze plek van mijn land. Enig mogelijke plek, honderden meters verwijderd van het te verbouwen huisje op de top van de heuvel. Het werd een circusnummer met de containerman bovenop de zwevende container balancerend terwijl de Gruaman het ding centimeter voor centimeter omhoog-omlaag-opzij-naar-voren-en-naar-achteren stuurde met zijn joysticks.
Op een warme dag in Augustus stonden mijn natuurstenen en mijn meubelen uit Bali ineens wat misplaatst op een Portugees stukje land, vlak naast een oude amandelboom.
Een week later kwamen de twee Moldaviërs die ik had weten te regelen, om de voorraad graniet en marmer te bestemder plekke te brengen, omhoog dus, ruim honderd meter de heuvel op. (Waarom Moldaviërs? Omdat deze mensen in Portugal in de bouw hetzelfde per dag verdienen als een professor in hun eigen land per maand. Bovendien pikken ze de taal snel op. Ik heb een tijdje een professor geologie aan het werk gehad, die blijmoedig in de brandende zon stenen muurtjes bouwde…)
Intussen was ik zo slim geweest om een mooie gele kruiwagen te kopen, die door de oudste werker meteen werd geconfisceerd. De ander moest het doen met het roestige vehikel dat bij de aankoop van het huisje was meegekomen, met lege band. Bij de drogaria – een zaak in bouwmaterialen, gereedschappen, schoonmaakmiddelen, verf en wat meer nog denkbaar is – kocht ik een fietspomp zodat ook de jongere werker een bruikbare kruiwagen had. Een week lang hebben de beide mannen, in het heetst van augustus heen en weer gereden met hun kruiwagens. Vol heen, leeg terug. Dagelijks van acht tot achttien uur, met een uurtje schaften van twaalf tot één. Dit zijn de normale werktijden hier in de bouw. Het leek wel sisyfusarbeid, de voorraad vierkante meters stenen scheen de eerste dagen nauwelijks te slinken. In het droge gras ontstond al spoedig een konijnenpaadje, beetje zigzag omhoog, waarover de kruiwagens werden voortgeduwd. Als ik dit konijnenpaadje zonder iets in mijn handen één keer op en neer was gelopen, moest ik al even zitten om bij te komen. Enfin, uiteindelijk stond er bovenop de heuvel, vlakbij het oude huisje, een metershoge vracht marmer en graniet, de kartonnen doosjes keurig opgestapeld en afgedekt met een plastic zeil, dat overigens na een jaar geheel verteerd bleek.
Twee jaar later, in september 2009, was al het natuursteen verwerkt in een groot huis met granietgroen zwembad en een koloniale teakhouten voordeur van driemetertachtig hoog.
Monte das Figueiras.