Begin jaren negentig maakte ik een rondreis door China. Nooit zoveel fietsers gezien. En heel weinig kleine kinderen, want de geboortebeperking tot één kind per gezin werd strikt en met harde hand – begreep ik uit mij toegefluisterde opmerkingen – gehandhaafd. Waarom gefluisterd? Omdat de herinnering aan het drama op het Tianmen plein van juni 1989 nog zeer vers in de wonden van het geheugen lag. Zeker bij de jonge mensen die ik sprak. En omdat je niet wist wie er meeluisterde. Maar goed, daar gaat het nu niet over, hoewel vrijheid nog steeds niet datgene is wat wij er onder verstaan, vooral niet als je Tibetaan bent. Tibet was in die tijd trouwens een verboden gespreksonderwerp; als je het T-woord noemde sloot zelfs de meest progressieve jeugdige Chinees de lippen stijf op elkaar. Tibet bestond namelijk niet, het was China geworden.
Maar ik had het over de geboortebeperking. Dat was (en is) net zo’n rare maatregel als de vliegenvangst toentertijd. Chinezen kregen geld voor elke gevangen vlieg en dat ruimde op. Met gevolg dat zij geen vlieg meer kwaad konden doen. Geen vlieg te zien maar daarvoor in de plaats ontstond allerlei onvoorzien ongemak, vooral op het boerenland. Want vliegen hebben een taak te vervullen in het natuurlijk evenwicht. Ook vliegen hebben een functie. Zoals er toen geen vlieg te zien was, zag je ook nauwelijks een kind. En al helemaal geen meisje. Op het boerenland viel het nog wel mee, daar werd – begreep ik – oogluikend toegestaan dat er per ongeluk meer dan één kind geboren werd, mede omdat kinderen een functie hadden (hebben) op het boerenland. Het zijn goedkope arbeidskrachten. In de steden echter, zoals Peking en Sjanghai zag je geen jonge moeders met kinderwagens, zelfs niet in de parken waar oudere mannen GO speelden. Net als met de vliegen, dreigde hier een verstoring van het natuurlijke evenwicht. Te weinig jonge mensen en in de toekomst te weinig vrouwen. Sinds 1970 schijnt de één kind politiek zo’n 400 miljoen geboorten te hebben beperkt. Soms op minder frisse wijze, door abortus en sterilisaties. Daar komt nu enige verandering in, onder leiding van Ma Zhao en de commissie voor bevolkingsplanning. Vooral in de grote steden mag nu een aantal Chinezen, men zegt dertig tot veertig procent van de gezinnen, meerdere kinderen maken. Dit geldt met name voor ouders die zelf enig kind zijn. Op het platte land zijn de beperkingen ook versoepeld, daar mag een tweede kind gemaakt worden als het eerste kind een meisje is. Kortom, we hoeven niet bang te zijn dat er in de toekomst te weinig Chinezen zijn.