Badwater goed heet
Daarna de koude douche
Water zijn wij water water
Gonzend bonkt de pomp
Zo heftig dat ik weet
Ja ik leef tot in de vinger
Toppen van mijn denken
En buiten is de regen
En zij is ver zo ver weg
En heeft een lekke band
Mijn lijf is nat van leven
Met mijn ogen dicht
Zie ik kinderen en hard
Loopsters in zwart en rood
En wit hun spieren spannen
Naar de eindstreep tot
Verzuring en vermoeidheid
Hoe lang nog hoe lang
Ik houd mijn hart vast
De stilte suist oorverdovend
Voorbij – Ja dit is leven.
Kerst mis
Nu iedereen weer bezig is met de Kerstkaart, vraag ik mij af; hoe is dit zo uit de hand gelopen? Het schijnt dat in 1843 een Engelsman genaamd Sir Henry Cole voor het eerst een ‘Kerstkaart’ verstuurde, waarop een vrolijk gezin de glaasjes hief, met de tekst: “A Merry Christmas and a Happy New Year to You”. Ha, ja die tekst dus. Nog steeds populair. En afgezien van de miljarden Kerstkaarten, echt of virtueel, zijn we terechtgekomen in een complete Kerstgekte, waarin Coca Cola de leiding heeft en ijverig wordt nagevolgd door Grootkruideniers, Zoetwarenbakkers en Drankstokers. Televisiereclame in December is bloedroodgekleurd. Sinterklaas net weg of zijn opvolger Santa Claus zwaait al met de bel.
Verbijsterd kijk ik naar al die glitter en glimmer, naar melodrama, sentimentaliteit, dikke gezelligheid en hypocrisie op de buis. En al die versieringen, die lampjes, die verlichte tuinen en huizen, wat een opwarming zo vlak na het klimaatsucces in Parijs. En die mooie groene dennenbomen die in warme huiskamers staan te sterven, opgetooid met hemelse juwelen van Blokker en de Action.
Kerst moeten we vieren en dat mag wat kosten ook, elk jaar meer en nóg meer. Wat was Kerstmis ook al weer? O ja, het Midwinter zonnewendefeest met opgestookte vuren ter ere van God Odin, door ons ook Wodan genoemd. Feest van het Licht dat terugkeert en vooral in het Noorden voor opluchting zorgt, het Joelfeest, Jul in het Zweeds.
En in Finland rijdt Joulopukki in een slee getrokken door rendieren en deelt kadootjes uit. Hé, kennen we die?
Ja maar Santa Claus is toch meer uit onze eigen Sinterklaas voortgekomen, overgevaren door de pilgrimfathers met de bijbehorende folklore, maar zonder zwarte piet.
De zonnewende werd in de tijd van Jezus al gevierd en niet Hij maar de Zonnegod werd vereerd; Ra of Helios of de Romeinse Sol Invictus. Omdat Jezus de brenger was van het Licht leek het handig om zijn verjaardag hiermee te laten samenvallen, wat in de 4e eeuw bedacht werd door Constantijn de Grote. Zo ontstond Kerstmis, het woord Kerst komt van Christus zoals we weten (werkwoord ‘kerstenen’). De ‘mis’ is Katholiek, vandaar dat protestanten liever spreken van Kerstfeest. Inmiddels denken we allemaal dat Hij geboren is op 25 december, in een stal met een ezel en een os. Deze dieren schijnen er ook bij bedacht te zijn in de 4e eeuw, hoewel het acceptabel is dat de zwangere Maria op een ezel werd vervoerd. Wat betreft de locatie rept de evangelist Lucas alleen van een voederbak, ofwel kribbe.
Goed, we vieren dus de geboorte van de Verlosser en de Brenger van het Licht. Dat kost een massa elektriciteit en zoals we weten levert de gloeilamp 10% licht en 90% warmte. Als je een Kerstengel bent en je kijkt vanuit den Hoge neer op aarde zie je héél véél licht, vooral met Kerstmis. Dat maakt Engelen en mensen blij, maar voordat je het weet smelt de Noordpool – en daar heeft Vader Kerstmis nou net zijn werkplaats. Dat gaat dus mis, ja kerst-mis.
Want hoe moet dat nou, moeten we straks sneeuw en ijs ook van plastic maken?
Rijst de bekende vraag: wat doen wij hier op aarde?
Antwoord: zoveel mogelijk consumeren, zodat we zoveel mogelijk kunnen produceren.
Wie maakte deze woordgrap ook alweer? Redelijk plat ja, maar stel dat je een buitenaardse bezoeker bent, of die Kerstengel van mijn part, en dat je afdaalt op aarde en televisie kijkt of nog erger verdwaalt op het internet, hoe denk je dan over de mens?
Redelijk plat ja.
Goed hoor ik je zeggen, wat moeten we dan? DeWereldDraaitDoor. De mensen ook. En de geldpersen. Twéé graden, dat is ons heilige doel geworden. Maar straks zitten we met 10 miljard consumenten, die gewoon doorgaan met leven en eten en drinken en lampen laten branden en rommel en ruzie maken.
Misschien moeten we toch voor de zekerheid een serieus kaarsje opsteken met Kerst.
Beter nog, laten we alle lampen uit doen, al die versiering weg, gewoon gezellig met elkaar bij één kaars, één vlammetje. Een houtvuur mag ook. Dan een stuk brood, nou goed schapenkaas erbij, glas rode wijn want tenslotte dronk Hij dat ook. Wat geven we als cadeautje? Aandacht, meer hoeft niet. Dat lijkt toch meer op Zijn verjaardag, of niet soms? Als Jezus heeft bestaan, als hij de Messias is, of alleen maar een Profeet zoals de moslims zeggen, of alleen maar een Joodse leermeester met pech, als Hij eenvoud en soberheid predikte, hoe dan ook, áls we met Kerst iets in Zijn teken willen doen, dan is het toch niet brassen, slempen en de versierselen buiten hangen. Wel dan?
Zoals in de Thora staat heeft de mens de taak de aarde te onderhouden. Als iedereen daar nou eens deze Kerstmis mee begint. Dat is mijn Kerstwens voor mijn vrienden en eigenlijk voor de gehele mensheid.
Jerzy Kosinski
One day he trapped a large raven, whose wings he painted red, the breast green and the tail blue. When a flock of ravens appeared over our hut, he freed the painted bird. As soon as it joined the flock a desperate battle began. The changeling was attacked from all sides…
Inderdaad, uit ‘The painted bird’ van Jerzy Kosinsky, het boek waarvoor hij met de dood bedreigd werd door Poolse immigranten in Amerika, omdat hij een wrang beeld schetste van de domme, wrede en kortzichtige Poolse boeren tijdens WWII.
De geverfde vogel werd door zijn soortgenoten gruwelijk vermoord. Kosinsky koos deze metafoor, geïnspireerd door een toneelstuk van Aristophanes waarin de Griekse dramaturg vogels opvoert om menselijk gedrag aan de kaak te stellen op een onschuldige manier, in “a land of easy and fair rest, where man can sleep safely and grow feathers”(sic). Ik herlas het boek omdat het zo onbarmhartig vertelt hoe slecht, wreed, intolerant, afgunstig en mislukt de mens is. Als er een ‘schepper’ is, dan moet deze zich wel voor de kop slaan van spijt. Allemaal verzuipen, zoals tijdens de zondvloed, dat heeft niet geholpen. Als we allemaal afstammen van Noach, dan moet deze man wel erg slechte genen hebben gehad.
In Kosinki’s boek zien we de mens door de ogen van een jongetje van zes, met zwart haar en donkere ogen, in een botte wereld van boeren met blauwe ogen en blond haar. Een vluchteling. Een verschoppeling die regelmatig wordt geslagen, afgebeuld, verjaagd en seksueel misbruikt. Dat mag, omdat hij anders is. Als kind accepteert hij dit. Zo is de wereld nu eenmaal. Waar hij verschijnt wendt men de ogen af, een zigeuner, kind van de duivel, daar laat men de honden op los. Maar het kind weet zich te handhaven, vindt steeds weer in een dorp een ‘beschermheer’ waarvoor hij slavenarbeid verricht en zo overleeft hij de oorlog. Dan is hij 11 en nog vrijwel even groot als toen hij 6 was. Hij is inmiddels zijn stem kwijtgeraakt (kan dus niet meer gillen of protesteren of door verbale communicatie bewijzen dat hij ook een mens is) en komt terecht in een weeshuis voor verloren kinderen. Zijn grote vriend wordt een wat oudere jongen die ‘de stille’ wordt genoemd omdat hij nimmer een woord zegt. Terwijl goedwillende zorgverleners voor de onhandelbare kinderen ouders zoeken, of gewoon maar een thuis, zwerven deze op straat in het oorlogsmanke Warschau. Op een dag gooit de jongen op de markt (waar ze voedsel stelen) per ongeluk een groentekar om en wordt door de marktkoopman volledig in elkaar geslagen zodat hij dagenlang niet rechtop kan lopen. De marktkooplui komen ’s ochtends met hun koopwaar uit de omgeving. Met de trein. Over hetzelfde spoor waarover de transporten met ongewenste mensen naar de vernietigingskampen hebben gereden. Er is een oude wissel, niet meer in gebruik, waar de rails afbuigt naar een ingestorte brug over de rivier. Op een nacht zetten de jongens – een idee van ’de stille’ – de wissel om en wachten af. In de vroege ochtend komt de trein volgeladen met boeren kooplui voor de markt. In een apocalyptische scene ontspoort de trein en de locomotief sleurt de wagons mee de rivier in. Hoe ontredderd, teleurgesteld en boos zijn de jongens als later blijkt dat ‘hun’ marktkoopman gewoon ongedeerd op de markt blijkt te staan. Alles voor niets geweest. Het misvormde denken van kinderen, door verkeerde voorbeelden, door pijn en straf en kansloosheid, waar kennen we dit van? En later, als beide ouders van het jongetje nog blijken te leven. Met tegenzin komt hij in een gezin waarin nog een broertje blijkt te bestaan van 4 jaar. Dit broertje irriteert hem mateloos, dus draait hij de kleuter een armpje om tot het krak zegt. Zonder enige wroeging of spijt. Moeten we het kind hierom veroordelen?
Het is een boek van deze tijd, hoewel geschreven in de jaren ’70. Met de stromen vluchtelingen op mijn netvlies en de recente waanzin in Parijs heb ik ‘The painted bird’ weer uit de boekenkast getrokken. Mijn God, zo die al bestaat, wat een hopeloosheid. Het jongetje leert bidden en er wordt hem verteld dat hoe meer je bidt hoe meer ‘days of indulgence’ je zult bekomen. Hij bidt en bidt, blijft er nachten voor wakker. Maar op een dag vraagt hij zich af waarom God niet alle mensen blond haar en blauwe ogen geeft, dat zou het probleem immers oplossen; iedereen ‘days of indulgence’. In de huidige tijd zou je willen bidden dat God iedereen zwart maakte, zoals we van oorsprong allemaal zwart geweest zijn, omdat de moderne mens, volgens DNA-onderzoek, ongeveer 200.000 jaar geleden ontstaan is in Afrika. Pas 40.000 jaar geleden kwamen de eerste vluchtelingen naar Europa. De mens is zich als primaat meer en meer gaan onderscheiden van andere zoogdieren door intelligentie, door geestelijk bewustzijn. Dat heeft de soort twee dingen gebracht: uitvindingen – zoals bijvoorbeeld de Kalashnikov en de atoombom – en Goden. En daarmee is het vreselijk misgegaan. Want met een God als back-up kun je zonder wroeging of spijt de wapens opnemen. Er staan immers genoeg aanwijzingen en voorbeelden in de heilige geschriften. Dood aan de anderen. Aan de anders gekleurden, aan de geverfde vogels.
Ja, ik zou zeggen, allemaal Jerzy Kosinsky nog eens uit de boekenkast pakken.
In de sportschool
In de sportschool voel ik mij niet op mijn plaats. Bewegen is gezond, dat geef ik toe, maar zinloos bewegen is op z’n zachtst gezegd saai, om niet te zeggen dom. Lopen op een zich voortrollende lap rubber is tijdverspilling, want je loopt wel maar komt niet vooruit. Vroeger deden alleen domme dieren dit, zoals witte muizen in zo’n loopmolentje. Goed, men doet het om wat aan de fysieke vorm te werken. Bijvoorbeeld om af te vallen, dit laatste vooral, want de obesitas slaat hard toe dankzij onze voedselindustrie. Coca Cola en Unilever propageren nu bewegingsprogramma’s om de aandacht af te leiden van hun verwerpelijke suikerstrategie. Overal suiker in doen, hoe zoeter hoe lekkerder en hoe beter het verkoopt. Ik las eens dat in gewoon brood al ruim 3% suiker zit. De mens is een zoetekauw. Dat is goed voor de sportschoolondernemers. En voor de tandartsen natuurlijk. Veel vette figuren in de sportschool, die op advies van de therapeut naar hun ideale gewicht fietsen of lopen of rekken en strekken. Zelden echte sportievelingen gezien, ik bedoel afgetrainde lijven met bonkige gewrichten tussen de spierbundels. Ik kom wellicht niet in de juiste – of de echte – sportschool, die ook wel krachthonk wordt genoemd. Daar zou ik mij trouwens ook niet op mijn plaats voelen. Het grappige is dat de dikke mevrouwen en de buikige mannen wel in sport-ornaat gekleed gaan, alsof het aantrekken van de sportbroek al een louterend effect heeft. Er is ook een gezette moslima aanwezig en daar heb ik het wel mee te doen, want over haar sportbroek draagt ze een lange jurk die op een jas lijkt, plus natuurlijk haar hoofddoek van waaronder zij kleine straaltjes inspanningsvocht op de loopband morst. Genoeg hierover, ik ga het ook niet meer hebben over die oude moeilijk lopende dames die op de fiets worden gehesen. Zou het nog helpen? Halverwege mijn leeftijd heb ik het ook eens een jaartje volgehouden; de sportschool bedoel ik. Opstrakken, aan je conditie werken. Maar ook toen kon ik mezelf niet blijvend motiveren. Zonde van mijn tijd. Net als zonnebaden, of erger nog op de zonnebank je tijd verdoen. Bovendien ben ik niet dik. Een vriendin wil minstens honderd worden en werkt daar aan, door elke ochtend haar lichaam een uur lang in bochten te wringen en een ascetisch dieet te volgen. Wie wil er honderd worden?
Regelmatig – ja we worden niet alleen dikker, maar ook ouder – zie je in de krant foto’s van honderdjarigen die in de bloemetjes worden gezet. Op radio en televisie vertellen ze hoe ze het voor elkaar hebben gekregen. Valt mij altijd weer op dat dit geen ingewikkelde, laat staan intellectuele verhalen zijn. Het is gewoon vanzelf gebeurd, door elke dag door te gaan met wat ze gisteren deden. Geen sportschool aan te pas gekomen,laat staan een dieet. Ja, zuinigheid en vlijt, dubbeltjes omdraaien en geen gekkigheid, dat helpt. Valt mij ook op dat die oudjes nooit dik zijn. Hebben denk ik ook nooit van obesitas gehoord; ik ken dat woord zelf pas een kleine twintig jaar.
Zag onlangs een foto in de krant van een man die honderdtien jaar oud is. Die heeft van héél veel dingen nooit gehoord, want hij komt uit Afghanistan. Een vluchteling ja, na een maand reizen aangekomen in het beloofde Duitsland, in Beieren. Waar je volgens mij veel bierbuiken ziet, maar dat is natuurlijk een vooroordeel. Helaas kan deze oude Afghaan niet zien wat welvaart is, want hij is blind. En de beloften van een betere wereld hoort hij ook niet, want hij is ook doof. Dat gebeurt als je ouder wordt, veel ontgaat je dan. Voornoemde vriendin zegt dat je ook je ogen en oren kunt trainen, daar zijn cursussen voor. Maar natuurlijk niet in Afghanistan. De oude man loopt ook moeilijk, want er staat bij dat hij vrijwel de hele weg gedragen werd door zijn familie. Denk je eens in hoe vreselijk en dreigend het leven om je heen moet zijn om als familie, met medeneming van je grootvader van honderdtien, op de vlucht te slaan. Een máánd onderweg. Alles achterlaten.
Dat soort dingen denk ik dan als ik eens een keertje doelloos voortloop op de loopband in de sportschool.
Herfst
Herfst.
Was ik een boom
in de herfst van mijn leven
zou ik geduldig
op de lente wachten
en voor de verandering
tijdelijk sterven en
rustig dood zijn tot
mijn reïncarnatie in
tere weefsels en wondergroei
van nieuwe botten
zou ik onbevangen de
nieuwe dag omarmen
en naar de hemel reiken
en wuiven in een frisse
wind en zacht ritselend
gelukkig zijn.
Christian oktober 2015.
En de mens schiep…
Op zondagmorgen lig ik graag in bad. Zo lang mogelijk, dus goed heet beginnen. En vooral koffie bij de hand. Het is een verrukkelijke onderdompeling in jezelf, terug in de moederschoot, ongestoord in het zijn. En bovendien een bad voor de hersens die vrijuit chaotisch aan de haal gaan met onuitvoerbare ideeën en verlichtende gedachten. Het eureka-gevoel dus. Belangrijk is dat ik een goed boek – e-reader tegenwoordig – heb om het denken op gang te brengen. Eén zin, één opmerking van een schrijver (de mensen lezen te weinig goede boeken!) kan een verhelderende kijk geven op je eigen leven zowel als op de wereldsituatie in het algemeen. Laatst las ik zo’n opmerking van Maarten ’t Hart: je zou de mens kunnen zien als de missing link tussen een organisme met verstandkiezen en een organisme zonder. Het ging dus over die lichtgevende evolutietheorie, die ons na duizenden duistere jaren zicht heeft gegeven op het ‘waarom’, maar daar wil ik het nu even niet over hebben. Ik heb geen verstandkiezen, dus zo’n opmerking van M’t H zet mij aan het denken. Enerzijds waarom de mens beestachtig wordt genoemd, terwijl geen enkel beest zich zo mensachtig gruwelijk gedraagt, anderzijds waarom de mens God naar zijn evenbeeld heeft geschapen. Met oorlog, dood en vernietiging tot gevolg.
In de ontwikkeling van de soort en de drang tot overleven hebben organismen zich veranderd en ‘verbeterd’ – hoewel er organismen zijn die tot volle tevredenheid al miljoenen jaren onveranderd voortleven – zodat ze harder konden lopen, beter konden zwemmen, scherper konden zien of horen, enfin ga zo maar door en dan kom je bij de mens die als enige de hersenen verder ontwikkeld heeft. Als je vooruit kunt denken, kom je ook met slechte ogen door het leven (de helft van de mensheid draagt een bril). En zonder verstandkiezen. Anders gezegd, door de hersenen te ontwikkelen hadden we geen gevaar meer te duchten. Niet in de savanne. En ook niet in het verkeer, want auto’s rijden en parkeren straks automatisch. Het enige gevaar komt van onszelf. Want zoals dieren op elkaars eten jagen, jagen wij al sinds Abraham (Ibrahim) op elkaars gedachten. Met beeldenstormen,boekverbrandingen, mensverbrandingen, cultuurverwoestingen, uitbuiting, armoe, geestesziekte, moord en doodslag en zo meer tot gevolg. Ja volslagen gekte heeft de ontwikkeling van onze soort ons gebracht.
Mijn zoon, Delftenaar en IT-specialist zegt dat ik mij geen zorgen hoef te maken: wij zitten in een transitiefase. Binnen tientallen jaren zullen we niet alleen geen verstandkiezen meer nodig hebben, ook geen zintuigen (alleen wellicht smaakpapillen) of hersens, want dan is er een nieuw organisme ontstaan dat zichzelf op eigen kracht, zonder dna, zonder koolstofverbindingen of orthodoxe celstructuren, zo fenomenaal ontwikkelt, zo snel en zo verbijsterend intelligent, dat het eindelijk de houvast biedt aan alle zoekenden in dit chaotisch universum. We hoeven elkaar niet meer af te maken, we hoeven niet meer gelijk te krijgen, we zijn af, we zijn gelijk. We worden geleid door hogerhand, door een universele kracht waarnaar we altijd hebben gezocht en waarin we altijd hebben willen geloven.
Een nieuwe tijd breekt aan, waarin we niets meer te vertellen hebben. We kunnen onze hersens gebruiken voor ons plezier, want er is een macht die altijd beter denkt. We kunnen ons concentreren op de kleine wereld van ons eigen leven, want de grote universele wereld wordt uitstekend gestuurd door het Hogere. Transcendente sturing leidt ons – dat lastige organisme dat geen respect had voor eigen soort en biotoop – naar het paradijs dat we bij ons ontstaan zijn verloren. Het paradijs op aarde. We hebben het (ernaar) gemaakt. Emotieloze orde, machinale regelmaat en dictatoriale rust.
En de mens schiep God.
Consument in Portugal
Na vijfentwintig jaar consumeren in Portugal, blijf ik mij nog steeds verbazen. De verschillen tussen groot en klein, modern en antiek, rijk en arm blijven verbazingwekkend. Toen ik hier kwam werd het meeste vervoer gedaan met de muilezelkar en de rokende driewieler, een vrachtkistje op een tweetakt motorvehikel. Luxe auto’s waren vooral klein. En vrijwel iedereen was personeel of boer. Toen kwam de mobiele telefoon en de sprong vooruit. Ineens hadden tuinman, timmerman en bouwvakker een mobiele telefoon, formaat baksteen, die ze als een wapen met de antenne omhoog aan de riem droegen. En tegelijkertijd verschenen er werkjeeps, Nissan en Mitsubishi met een bakkie waarin de betonmolen kon staan. De rijken kwamen en lieten paleisachtige huizen bouwen bij de golfbanen, geld stroomde binnen, Mercedesen op de slechte wegen alsmede nu ook luxe jeeps zonder bakkie. Personeel en boer werden zelfstandig, landjes en vervallen boerderijtjes (quinta’s) gingen in de verkoop, cafeetjes en pastelaria’s ontsprongen als onkruid na een regenbui. Maar ondertussen werkte de vaste telefoonlijn niet en kon je nog nergens een behoorlijk donzen dekbed kopen. De nachten zijn hier ’s winters koud. Maar in die schattige boerderijen en uit de grond gestampte toeristenverblijven ontbrak (en ontbreekt) de verwarming. De zon schijnt immers overdag, bijna altijd.
Inmiddels zijn de nationale wegen nog steeds slecht, opgelapt en ingezakt en deels gerepareerd na aanleg van de riolering en de waterleiding. Daarnaast zijn er prachtige tolwegen aangelegd met Europees geld, waarop je zelden verkeer ziet. De Portugees verdomt het om te betalen voor een weg die gratis en voor niks cadeau gekregen is van belastingbetalers uit Noordelijke landen. In de drukte van bouw en ontwikkeling verslonsden de boomgaarden met amandel, vijg, olijf en johannesbroodboom. Als je voor vijf euro per uur in de bouw kan werken, ga je geen olijven of amandelen plukken. Dit werd (en wordt) overgelaten aan de rondtrekkende zigeuners die met hun paarden en karren langs de slecht onderhouden wegen trekken en in verlaten veldjes hun kampementen ad random opslaan. (‘Hekken, poorten, deuren op slot!’ – waarschuwt Liberta, mijn hulp. ‘Het zijn ladrões!’).
Na de crisis worden nu ineens weer enorme plastic kassen gebouwd, voor frambozen en aardbeien, luxe fruit dus, en uitgestrekte sinasappelplantages worden opnieuw aangelegd, niet voor de sinasappels, want die leveren niks op (10 kilo voor 2 euro in een stalletje langs de weg), maar voor de subsidie. De boeren zijn terug, niet om te boeren, maar om te oogsten uit de Europese boomgaard waar het geld aan de bomen groeit, voor zover je een drukpers als boom wilt zien.
Genoeg hierover. Vandaag moet ik naar het postkantoor en dat gaat wel even duren. De elektricien zou ook komen, om negen uur, maar is niet geweest. Wordt wellicht vanavond of morgen misschien. Ik had elektriciteitsproblemen en dus klagen bij de elektriciteitmaatschappij (EDP). Heel modern, via de website en ‘Mijn EDP’, prachtig. Je wordt teruggebeld door beleefde jongens en meisjes die goed Engels spreken, en bloemrijke verontschuldigingen uit het hoofd hebben geleerd. We gaan het in orde maken. Een week later staan dan onverwachts een paar monteurs in de buurt van je huis. Ze bellen mobiel, uiteraard. En vragen de weg. Rap Portugees dat je niet kunt volgen. Meneer, kunt u het in het Engels zeggen? Nee, dat kunnen zij niet. Uiteindelijk zijn ze dan bij jouw meterkast (elk stopkontakt een eigen schakelaar, zo modern zie je het zelden) en meten wat hier en daar en concluderen: in orde. Ja maar… die storing? Sja, weten zij ook niet. De kabels in deze regio… oude kabels meneer. Ik begrijp het, dus vergelijkbaar met mijn ADSL verbinding die regelmatig uitvalt. Oude kabels.
O ja, naar het postkantoor voor postzegels. We hebben hier nog echte postkantoortjes, waarin één postbeambte resideert. Hij kent iedereen en heeft alle tijd. Zoals iedereen hier. Je kunt er als Hollander in het begin knap nerveus van worden, maar het went. Het tempo wordt hier bepaald door de persoon achter de balie of de toonbank. Voert deze toevallig een privé telefoongesprek, dan heeft dit voorrang. Evenals de uitwisseling van huwelijks- en andere avonturen tussen winkeljuffrouwen en ander bedienend personeel. Alleen in restaurant en pastelaria is de klant koning. Vandaar dat heel veel Portugezen ’s middags lunchen (Papa’s restaurant, tussen de middag altijd vol, dagmenu 6 euro) of een espressootje nemen bij de bakker of op het terrasje van de supermarkt. Om op het postkantoor terug te komen, ga er niet heen vlak voor Kerstmis, want dan laten de dorpelingen hun kerstzendingen speciaal inpakken in hiervoor aanwezig kerstpapier. De beambte pakt in en wil ondertussen weten voor wie het bestemd is en hoe het gaat met die persoon in kwestie, nu deze niet in ons dorp woont. Dat kan wel eens een gesprek worden waarbij het inpakken stagneert. Maar niemand vindt dit erg. In Portugal wacht je altijd geduldig totdat je aan de beurt bent.
Ojee daar gaat mijn mobiele telefoon. In het postkantoor. Het is MEO, de telenetprovider en een beleefd meisje offreert mij supersnel internet. Ik leg uit dat ik in mijn regio oude kabels heb. Dit spijt haar enorm. Niemand stoort zich aan mijn telefoongesprek, want men heeft het druk met de eigen conversaties over wel en wee in ons dorp. Veel wee, sinds de crisis. De loketbeambte grijnst even naar mij terwijl de oude vrouw haar portemonnee met muntjes voor hem leegt op de balie.
Dit is een chaotisch stukje geworden, merk ik, maar zo is het leven hier nu eenmaal.
Wordt vervolgd.
Christian
Het Geluksgevoel.
Het was maandagochtend. Ik was alleen thuis, want mijn geliefde was haar kunstzinnige visie aan het verbreden in buitenlandse musea. Het had licht gesneeuwd, de natuur lag stil en de enige geluiden die ik hoorde waren de geluiden in mijn hoofd. Rust overviel me, en de werkzaamheden waaraan ik ’s nachts nog had gedacht werden ongelofelijk onbelangrijk, afgezet tegen het ruimtetijd model dat wij stervelingen op deze aarde als realiteit ervaren. Ik besloot om in een warm bad te gaan liggen, met een kop koffie en een paar smakelijke koekjes en het nieuwste boek van Stephen Hawking getiteld “The Grand Design”. Voldoende ingrediënten om zelfs mijn eigen ik te relativeren. Lezend in de buitenaardse, ja zelfs buitenuniversele gedachten van deze grote denker, neergeschreven via een aangepaste computer die zijn denkwerk voor ons vertaalt in woorden, ervoer ik het geluksgevoel. Mijn fysiek totaal ontspannen (denk aan Archimedes en de zwaartekracht), mijn psyche louterend gevoed met hersenvoedsel van een hogere orde, van een grootheid die menige onwetende Goddelijk zou noemen, zweefde ik door het heelal in stille verwondering. In zekere zin werd ik een gelovig mens. In vroegere tijden – en nu nog – werd gepredikt dat je moet geloven om gelukkig te zijn, maar het is andersom. Je moet gelukkig zijn om te geloven dat onze waarneembare realiteit werkelijkheid is, dat het leven bestaat, dat wij Zijn. Wij zijn dankzij een evolutionair proces, dat zich voortdurend vernieuwt en verbreidt sinds de oerknal ruim 13 miljard jaar geleden het systeem (ons systeem) in werking heeft gezet. Wat was er vóór de oerknal? Dat weten we niet en kunnen we niet weten omdat onze wetenschap hier geen aanknopingspunten vindt via de waarneembare realiteit. Zelfs de hersens van Hawking kunnen niet verder terugdenken dan 13 miljard jaar. Het is natuurlijk ook wel genoeg denkstof, zeker in vergelijking met het Model van Genesis dat slechts zesduizend jaar teruggaat en waarin God ons voor de gek houdt door overal fossielen te verstoppen die ons vertellen dat de aarde veel ouder is dan zesduizend jaar. En dat bestaat niet. Zo zou je kunnen concluderen dat God bestaat, maar daar gaat dit verhaal niet over.
Het geluksgevoel is een momentopname. Het is onmogelijk om je altijd gelukkig te voelen en dat is maar goed ook, want dan zou de mens niets bereiken. Ongeluksgevoel is nodig voor de ontwikkeling – en als we dit te menselijk gedacht vinden (kan een dier geluks- en ongeluksgevoelens hebben?), noem het dan ongemakgevoelens of nog eenvoudiger, ervaringen van ongemak. Hierop is de evolutie gebaseerd. Aanpassing aan de omstandigheden. Wilskracht en doorzettingsvermogen zijn begrippen (het zijn slechts woorden waarmee wij bepaalde vermogens trachten te omschrijven) die hierbij passen. Zonder wilskracht en doorzettingsvermogen – en soms enig geduld – gebeurt er helemaal niets in de natuur. Kijk naar de mieren. Of naar het boompje dat zich op de rots weet te handhaven, dat zou je ook doorzettingsvermogen kunnen noemen.
Terug naar Stephen Hawking. Waarschijnlijk zou hij graag, net als ik, in een warm bad willen liggen met koffie en koekjes en een interessant boek. Maar rond zijn twintigste openbaarde zich bij hem de ziekte ALS (amyotrofische laterale sclerose), een neurologische afwijking die de zenuwcellen onklaar maakt zodat de fysiek niet meer motorisch functioneert. Toen de ziekte werd vastgesteld, gaf men hem nog een paar jaar, maar dankzij de wetenschap (waarin hij zelf gelooft) leeft hij nog steeds, hoewel hij sinds 2009 geen enkele spierfunctie meer heeft. Alleen zijn hersens werken. Hawking gelooft niet in God. Maar men zou kunnen geloven dat God hem volstrekt onbewegelijk heeft gemaakt, opdat hij zich beter kan concentreren op het denken en zodoende de grootheid van de Schepping kan beschrijven in zijn boek “The Grand Design”. Hawking in dienst van de creationisten. Hij zou uit zijn stoel springen als hem dit werd aangewreven, denk ik.
Goed, laten we teruggaan naar het Geluksgevoel. De ervaring ervan hangt naar mijn mening nauw samen met de eerdergenoemde begrippen wilskracht, doorzettingsvermogen en geduld. Als je niet met tevredenheid naar ervaringen in je verleden kunt terugkijken, zul je het geluksgevoel niet vinden. Het geluksgevoel is namelijk verbonden aan tevredenheid met jezelf, en de oorzaak hiervan ligt nooit in de toekomst.
In deze verhandeling is nu het moment gekomen om euforie en geluksgevoel te onderscheiden. Neem een schaatser die wereldkampioen wordt op de sprint, Stefan Groothuis, al dertig jaar oud en eindelijk – zoals hijzelf eindeloos herhaalde – eindelijk werd hij kampioen. Euforie. Uitzinnige vreugde. Het lijkt op geluk. Hij heeft heel veel wilskracht en doorzettingsvermogen en geduld nodig gehad om ziekte en tegenslagen te overwinnen, om te blíjven trainen, te blijven geloven in zichzelf en in de bereikbaarheid van zijn doel. En nu? Moet hij zijn titel nu verdedigen? Moet hij ook Olympisch kampioen worden? Zo goed als Wotherspoon kan hij niet meer worden en misschien is dit nu – straks, morgen – een naar gevoel. Hij raakt zijn titel kwijt, is het niet volgend jaar, dan het jaar daarop. Ongeluksgevoel. Afzien. Afbouwen, afscheid nemen. Maar jaren later, heel veel jaren later zit hij in een warm bad met een kop koffie en een koekje en leest een interessant boek over de geestelijke vermogens van de mens, over kwaliteit van leven, over goed in je vel zitten en tevreden zijn met jezelf. Misschien overvalt hem dán het geluksgevoel. Dat hij het zo slecht nog niet heeft gedaan, dat hij best een goeie kerel is, dat hij geen vergelijkingen nodig heeft met anderen en dat het Zijn nog wel iets anders is dan hardschaatsen, hoewel dat een heel mooie sport is. Zoiets. Een topsporter op de top van zijn sport zie ik dergelijke filosofische gedachten niet ontwikkelen, net zomin als een topzakenman/vrouw op de top van zijn/haar carrière of een topdenker op de top van zijn imago. Euforie nu, geluksgevoel komt later.
Stephen Hawking werd beroemd met zijn boek “A brief history of time” (vertaald als “Het Heelal”), een kosmologisch denkwerk waarin hij de imaginaire tijd introduceert om grip te krijgen op zwarte gaten en de oerknal. Het enorme succes – de populariteit – van dit boek moet hem een gevoel van euforie hebben gegeven. Toch maar mooi opgeschreven, zonder handen. Nu twintig jaar later volgt “The Grand Design”, waarin hij meer filosofisch wordt over ons wetenschapsmodel van waarneming en waarschijnlijkheid. Hij stelt hierin de vraag:
“Is de manier waarop het universum is ontstaan een daad van God, om redenen die wij niet begrijpen, of is het voorgeschreven door de wetten van de wetenschap. Ik denk het tweede. Want omdat er wetten zijn als die van de zwaartekracht, kan en zal het Universum zichzelf creëren vanuit het niets.”
Pas na het schrijven van dit boek heeft Hawking zich duidelijk uitgesproken als atheïst, gelovend in wetenschap gebaseerd op rede en waarneming, boven het geloven in dogma’s. Zou hij nu in een warm bad worden gezet met koffie en een koekje, dan zou hij ongetwijfeld het geluksgevoel beleven. Hij kan vijftig jaar terugkijken naar denkwerk dat hem op basis van de diagnose van zijn ziekte niet gegeven was.
Zo kom ik op de “kwaliteit van leven”, dat mooie modieuze begrip wat we hanteren in onze hang naar geluk(sgevoel), ontwikkeld na de jaren van de emancipatoire revolutie in de westelijke wereld (niet toevallig samenvallend met het loslaten van de gouden standaard in 1972 en de groeifactor als het ultiem goede). Ieder heeft over de staat van idealiteit een eigen mening, zoniet gevoel. Minder werken, meer vrije tijd, gezonde voeding, mooi weer, mooi huis, mooi interieur, leuke kinderen, goede opleiding, enfin, de intelligente lezer kan deze opsomming zeker voortzetten en wellicht verbeteren of vervolmaken. Maar mijn stelling is, dat kwaliteit van leven samenhangt met de ervaring van momentele geluksgevoelens, die op hun beurt samenhangen met retrospectieve gedachten over het Zijn en het Zelf. De grootste vijand van onze geluksgevoelens is ons Zelf, in onze neiging tot afhankelijkheid van mensen en omstandigheden om ons heen. Wij streven (meestal) naar een leven in de ogen van anderen, onder de omstandigheden die door anderen gecreëerd zijn of worden. We willen goed gevonden worden, we willen mooi gevonden worden, we willen slim gevonden worden en vul maar in. Opvoeding speelt hierin natuurlijk een rol. Gebrek aan zelfvertrouwen is het kenmerk van een te grote afhankelijkheid. Onrust eveneens. Schuld en schaamte zijn de misgevoelens die door de eeuwen heen misbruikt zijn door de opvoeders, door de mensen met Macht in kerk en maatschappij. (En in het gezin).
Wie kwaliteit van leven, in welke context dan ook, nastreeft zal nimmer het doel bereiken. Het zal nooit goed genoeg zijn. Er zal aan zovele plichten en verplichtingen moeten worden voldaan, dat slapeloosheid het gevolg is, evenals de maagzweer, de dip, de hoofdpijn en de chronische vermoeidheid. Het gevoel van mislukking dringt zich op. Psychiaters, coaches, haptonomen, auralezers en handopleggers verdienen een boterham aan jouw hopeloze falen. Je bent de controle kwijt, als je die al ooit gehad hebt. Je bent jezelf kwijt, je zoekt, je kijkt verbeten in de spiegels die anderen je voorhouden en je ziet iemand met wie je geen relatie hebt. Einde verhaal. Tijd voor de drastische stap, de stap terug naar jezelf. Wie was je ook al weer? Bekijk de fotoalbums van je jeugd, herinner je het kind. Herinner je de geluksgevoelens die je had, als kind. Ga vaker in een warm bad zitten met koffie en een koekje. Dat heeft iets kinderlijks, inderdaad. Lees een boek waar je hersens iets mee kunnen, geen sprookje, geen mythe, maar realiteit die even reëel is als het gevoel van de opwaartse druk in het water. Een aanrader in dit verband is “Strangers to Ourselves” van Timothy Wilson. Discover the adaptive unconscious – en je bent op weg naar de herontdekking van het geluksgevoel.
Christian Oerlemans
Januari 2012
Herinnering
Herinnering
De hemel waarnaar
zovelen biddend uitzien
hangt zwaar drukkend
op mijn oude hoofd
de kleine duivels
uit mijn onderwereld
steken messen brandend
achter mijn gedachten
terwijl mijn hoofd
zacht onder water zinkt
denk ik aan hem alweer
alweer ervaar ik het begin
van hoe het is geëindigd
hoe het zou zijn geweest
in de weldadigheid van
warm water in dat
verre eiland bad
na lome luiheid het
gevoel van lichaam licht
de geest verruimd ja
euforie wellicht in het begin
zo weg zeilend zonder
wind zonder lucht
zonder zelf zonder bewust
zo naar de hemel
die zich opent in
ordeloze chaos als een
kleurrijk bloemenveld
zo zal het zijn geweest
dat je nog denkt
één split seconde
daar ga ik heen
het gaan waaraan
geen einde komt
tot koolmonoxide
het licht versluiert
met de zwaarte
van dood zwart.
Christian
1973 – 2014
Mijn kruis
Mijn kruis.
Ik draag mijn kruis
Eens middelpunt
Van het heelal
Mijn kruis en kracht
De levensdrang
Die voorwaarts sprong
Ik draag mijn kruis
Lachwekkend klein
Zonder opstandigheid
Draag ik mijn kruis
Gering gewicht nog
Tot de eindigheid
Mijn kruis
Verkankerd eerst
Vermorzeld toen
Levensloop
Moderniteit
Ik draag mijn kruis
Met weemoed
En verlangen soms
Mijn kruis dat was
Ooit toekomst hoop
Geheim van dood
Maar nu
Gestorven reeds
Mijn kruis
Zo leeg en licht
Als diepste denken
Terug gedacht
In moederschoot