Consument in Portugal

Na vijfentwintig jaar consumeren in Portugal, blijf ik mij nog steeds verbazen.  De verschillen tussen groot en klein, modern en antiek, rijk en arm blijven verbazingwekkend. Toen ik hier kwam werd het meeste vervoer  gedaan met de muilezelkar en de rokende driewieler, een vrachtkistje op een tweetakt motorvehikel. Luxe auto’s waren vooral klein. En vrijwel iedereen was personeel of boer. Toen kwam de mobiele telefoon en de sprong vooruit. Ineens hadden tuinman, timmerman en bouwvakker een mobiele telefoon, formaat baksteen, die ze als een wapen met de antenne omhoog aan de riem droegen.  En tegelijkertijd verschenen er werkjeeps, Nissan en Mitsubishi met een bakkie waarin de betonmolen kon staan. De rijken kwamen en lieten paleisachtige huizen bouwen bij de golfbanen, geld stroomde binnen, Mercedesen op de slechte wegen alsmede nu ook luxe jeeps zonder bakkie. Personeel en boer werden zelfstandig, landjes en vervallen boerderijtjes (quinta’s) gingen in de verkoop, cafeetjes en pastelaria’s ontsprongen als onkruid na een regenbui. Maar ondertussen werkte de vaste telefoonlijn niet en kon je nog nergens een behoorlijk donzen dekbed kopen. De nachten zijn hier ’s winters koud. Maar in die schattige boerderijen en uit de grond gestampte toeristenverblijven ontbrak (en ontbreekt) de verwarming. De zon schijnt immers overdag, bijna altijd.

Inmiddels zijn de nationale wegen nog steeds slecht, opgelapt en ingezakt en deels gerepareerd na aanleg van de riolering en de waterleiding. Daarnaast zijn er prachtige tolwegen aangelegd met Europees geld, waarop je zelden verkeer ziet. De Portugees verdomt het om te betalen voor een weg die gratis en voor niks cadeau gekregen is van belastingbetalers uit Noordelijke landen. In de drukte van bouw en ontwikkeling verslonsden de boomgaarden met amandel, vijg, olijf en johannesbroodboom. Als je voor vijf euro per uur in de bouw kan werken, ga je geen olijven of amandelen plukken. Dit werd (en wordt) overgelaten aan de rondtrekkende zigeuners die met hun paarden en karren langs de slecht onderhouden wegen trekken en in verlaten veldjes hun kampementen ad random opslaan. (‘Hekken, poorten, deuren op slot!’ – waarschuwt Liberta, mijn hulp. ‘Het zijn ladrões!’).

Na de crisis worden nu  ineens weer enorme plastic kassen gebouwd, voor frambozen en aardbeien, luxe fruit dus, en uitgestrekte sinasappelplantages worden opnieuw aangelegd, niet voor de sinasappels, want die leveren niks op (10 kilo voor 2 euro in een stalletje langs de weg), maar voor de subsidie. De boeren zijn terug, niet om te boeren, maar om te oogsten uit de Europese boomgaard waar het geld aan de bomen groeit, voor zover je een drukpers als boom wilt zien.

Genoeg hierover. Vandaag moet ik naar het postkantoor en dat gaat wel even duren. De elektricien zou ook komen, om negen uur, maar is niet geweest. Wordt wellicht vanavond of morgen misschien. Ik had elektriciteitsproblemen en dus klagen bij de elektriciteitmaatschappij (EDP). Heel modern, via de website en ‘Mijn EDP’, prachtig.  Je wordt teruggebeld door beleefde jongens en meisjes die goed Engels spreken, en bloemrijke verontschuldigingen uit het hoofd hebben geleerd. We gaan het in orde maken. Een week later staan dan onverwachts een paar monteurs in de buurt van je huis. Ze bellen mobiel, uiteraard. En vragen de weg. Rap Portugees dat je niet kunt volgen. Meneer, kunt u het in het Engels zeggen? Nee, dat kunnen zij niet. Uiteindelijk zijn ze dan bij jouw meterkast (elk stopkontakt een eigen schakelaar, zo modern zie je het zelden) en meten wat hier en daar en concluderen: in orde. Ja maar…  die storing? Sja, weten zij ook niet. De kabels in deze regio… oude kabels meneer. Ik begrijp het, dus vergelijkbaar met mijn ADSL verbinding die regelmatig uitvalt. Oude kabels.

O ja, naar het postkantoor voor postzegels. We hebben hier nog echte postkantoortjes, waarin één postbeambte resideert. Hij kent iedereen en heeft alle tijd. Zoals iedereen hier. Je kunt er als Hollander in het begin knap nerveus van worden, maar het went. Het tempo wordt hier bepaald door de persoon achter de balie of de toonbank. Voert deze toevallig een privé telefoongesprek, dan heeft dit voorrang. Evenals de uitwisseling van huwelijks- en andere avonturen tussen winkeljuffrouwen en ander bedienend personeel. Alleen in restaurant en pastelaria is de klant koning. Vandaar dat heel veel Portugezen ’s middags lunchen (Papa’s restaurant, tussen de middag altijd vol, dagmenu 6 euro) of een espressootje nemen bij de bakker of op het terrasje van de supermarkt. Om op het postkantoor terug te komen, ga er niet heen vlak voor Kerstmis, want dan laten de dorpelingen hun kerstzendingen speciaal inpakken in hiervoor aanwezig kerstpapier. De beambte pakt in en wil ondertussen weten voor wie het bestemd is en hoe het gaat met die persoon in kwestie, nu deze niet in ons dorp woont. Dat kan wel eens een gesprek worden waarbij het inpakken stagneert. Maar niemand vindt dit erg. In Portugal wacht je altijd geduldig totdat je aan de beurt bent.

Ojee daar gaat mijn mobiele telefoon. In het postkantoor. Het is MEO, de telenetprovider en een beleefd meisje offreert mij supersnel internet. Ik leg uit dat ik in mijn regio oude kabels heb. Dit spijt haar enorm. Niemand stoort zich aan mijn telefoongesprek, want men heeft het druk met de eigen conversaties over wel en wee in ons dorp. Veel wee, sinds de crisis. De loketbeambte grijnst even naar mij terwijl de oude vrouw haar portemonnee met muntjes voor hem leegt op de balie.

Dit is een chaotisch stukje geworden, merk ik, maar zo is het leven hier nu eenmaal.

Wordt vervolgd.

Christian