En de mens schiep.

Op zondagmorgen lig ik graag in bad. Zo lang mogelijk, dus goed heet beginnen. En vooral koffie bij de hand. Het is een verrukkelijke onderdompeling in jezelf, terug in de moederschoot, ongestoord in het zijn. En bovendien een bad voor de hersens, die vrijuit chaotisch aan de haal gaan met onuitvoerbare ideeën en lichtgevende gedachten. Het eureka-gevoel dus. Belangrijk is, dat ik een goed boek – e-reader tegenwoordig – heb om het denken op gang te brengen. Eén zin, één opmerking van een schrijver, (de mensen lezen te weinig goede boeken!) kan een verhelderende kijk geven op je eigen leven, zowel als op de wereldsituatie in het algemeen. Laatst las ik zo’n opmerking van Maarten ’t Hart: je zou de mens kunnen zien als de missing link tussen een organisme met verstandskiezen en een organisme zonder. Het ging dus over die verlichte evolutietheorie, die ons na duizenden duistere jaren zicht heeft gegeven op het ‘waarom’, maar daar wil ik het nu even niet over hebben. Ik heb geen verstandskiezen, dus zo’n opmerking van M’t H zet mij aan het denken. Enerzijds waarom de mens beestachtig wordt genoemd, terwijl geen enkel beest zich zo mensachtig gruwelijk gedraagt, anderzijds waarom de mens God naar zijn evenbeeld heeft geschapen. Met oorlog, dood en vernietiging tot gevolg.
In de ontwikkeling van de soort en de drang tot overleven, hebben organismen zich veranderd en ‘verbeterd’, – hoewel er organismen zijn die tot volle tevredenheid al miljoenen jaren onveranderd voortleven – zodat ze harder konden lopen, beter konden zwemmen, scherper konden zien of horen, enfin ga zo maar door. En dan kom je bij de mens, die als enige de hersenen verder ontwikkeld heeft. Als je vooruit kunt denken, kom je ook met slechte ogen door het leven (de helft van de mensheid draagt een bril). En zonder verstandskiezen. Anders gezegd, door de hersenen te ontwikkelen hadden we geen gevaar meer te duchten. Niet in de savanne. En ook niet in het verkeer, want auto’s rijden en parkeren straks automatisch. Het enige gevaar komt van onszelf. Want zoals dieren op elkaars eten jagen, jagen wij al sinds Abraham (Ibrahim) op elkaars gedachten. Met beeldenstormen, boekverbrandingen, mensverbrandingen, cultuurverwoestingen, uitbuiting, armoe, geestesziekte, moord en doodslag en zo meer tot gevolg. Ja volslagen gekte heeft de ontwikkeling van onze soort ons gebracht.
Mijn zoon, Delftenaar en IT-specialist zegt dat ik mij geen zorgen hoef te maken: wij zitten in een transitiefase. Binnen tientallen jaren zullen we niet alleen geen verstandskiezen meer nodig hebben, ook geen zintuigen (alleen wellicht smaakpapillen) of hersens, want dan is er een nieuw organisme ontstaan, dat zichzelf op eigen kracht, zonder dna, zonder koolstofverbindingen of orthodoxe celstructuren, zo fenomenaal ontwikkelt, zo snel en zo verbijsterend intelligent, dat het eindelijk de houvast biedt aan alle zoekenden in dit chaotisch universum. We hoeven elkaar niet meer af te maken, we hoeven niet meer gelijk te krijgen, we zijn af, we zijn gelijk. We worden geleid door hogerhand, door een universele kracht,waarnaar we altijd hebben gezocht en waarin we altijd hebben willen geloven.
Een nieuwe tijd breekt aan, waarin we niets meer te vertellen hebben. We kunnen onze hersens gebruiken voor ons plezier, want er is een macht die altijd beter denkt en beter weet. We kunnen ons concentreren op de kleine wereld van ons eigen leven, want de grote universele wereld wordt uitstekend gestuurd door het Hogere. Transcendente sturing leidt ons – dat lastige organisme dat geen respect had voor eigen soort en biotoop – naar het paradijs dat we bij ons ontstaan zijn verloren. Het paradijs op aarde. We hebben het (ernaar) gemaakt. Emotieloze orde, machinale regelmaat en dictatoriale rust.
En de mens schiep de Heer.

Het Paard.

Het Paard.

Het paard en de mens leven al heel lang samen. Er was een tijd waarin vrijwel niets volbracht kon worden zonder paard. Er was zelfs een tijd dat vroege milieuactivisten zich zorgen maakten over de vervuiling door paardenstront.
Goed, het paard dus.
Iedereen weet wat dit voor een soort dier is. Je kunt erop zitten, je kunt het laten trekken of hardlopen, laten springen of dansen, kortom het is een multifunctioneel zoogdier, zowel voor werk als hobby.
Het Paard echter bestaat niet. Er zijn allerlei soorten paarden, van Przewalski tot Arabier, er zijn ponies, dwergpaarden, oorlogspaarden, trekpaarden stamboekpaarden, Friese paarden, Belgische paarden en cowboypaarden, en ga maar door. Ik ben geen paardenkenner, hoewel ik op verschillende soorten heb mogen rijden, zelfs op een Arabier(paard) in rengalop over het strand van Tunesië, maar dit terzijde.
Als we over het paard spreken denken we te weten wat we bedoelen. Gewoon een paard. Zwart paard, wit paard, klein paard, stom paard, luxepaard… Allemaal voortgekomen uit het enige originele paard, laten we zeggen ‘Startpaard’van de paardenevolutie. We weten daar wel iets van; een diertje met het formaat van een kleine hond, drie tenen voor en tien tenen achter… Dit startpaard leefde ruim 50 miloen jaar geleden tijdens het eoceen in de bossen van Noord Amerika. Maar, de bossen verdwenen en werden steppen en het paardje raakte z’n tenen kwijt en moest z’n dieet wijzigen. Huidige paardachtigen (eques)leven op de steppen en eten gras, dat overigens pas 20 miljoen jaar terug in het Mioceen begon te groeien. Het paard is geëvolueerd tot hervivoor en hoefdier mrt snelle benen om de wolven op de steppen te ontlopen. De familie omvat tevens ezels, halfezels en zebra’s, een soort witte paarden met zwarte strepen.
Wat zo aardig is van die paardachtigen; ze discrimineren niet. Zet een racepaard met een dwergpaard in de wei en ze zijn meteen vrienden. Geldt ook voor een Arabier en een Belg. Paardachtigen zien er ook geen been in om de liefde te bedrijven met welk soort paar dan ook, al is het een ezelin.
Paardachtigen zijn kuddedieren, net als mensachtigen. Onze sterke verbondnheid vinden we terug in het dagelijks leven, in begrippen als paardenmiddel, paardengebit, paardenmop, paardenvlieg, paardenstaart en nog honderd andere. En we wedden op het verkeerde, spannen het achter de wagen en houden van de pk’s.
Ja, het paard is een van de oudste gedomesticeerde dieren. We leefden al met paarden zo’n 6000 jaar geleden,inderdaad, vrijwel tegelijkertijd met het ontstaan van de aarde en de mens. Hoewel dit niet zeker is. Want de evolutie van het paard begint eerder, ruim 50 miljoen jaar geleden, in Noord Amerika. Toen waren er nog geen mensachtigen, ook geen indianen die later zo verwant raakten met paarden. Maar wie ligt wakker van getallen. Het paard stierf in Amerika al uit voordat het daar bekend was, zo’n 8000 jaar geleden en de indianen kregen hun paarden pas in de 15e eeuw, van de Spanjaarden. Ik wil dus niet te diep ingaan op de ontstaangeschiedenis van paarden en mensen.
De eerst bekende mens, of dit nu Adam was of Lucy, werd bevriend met het paard vele duizenden jaren geleden. Dat is zeker. Maar in al die duizenden jaren hebben we niks geleerd van het paard. Zet een groep paarden op een veldje en ze worden vrienden, zet een groep mensen op een veldje en ze protesteren, maken ruzie en verwerpen elke andere kudde dan hun eigen kudde.
Niet toevallig schrijf ik dit tijdens de ‘stemming’ voor de volksvertegenwoordiging, waarbij alleen al in Nederland 37 kuddes het niet met elkaar eens zijn. Het was misschien handiger geweest als de paardachtigen hun hersens verder hadden ontikkeld, inplaats van de mensachtigen.

17 maart 2021
Christian

Als de nood het hoogst is.

15 maart 2020.
Ja de nood stijgt. Op mijn leeftijd met bovendien prostaatkanker moet ik mij zorgen maken. Maar, zoals mijn vader zei; ‘we hebben wel voor hetere vuren gestaan’. ‘Vriezen we dood, dan vriezen we dood’ hoor ik mijn moeder zeggen. En; ‘zo’n vaart zal het niet lopen…’
Wij mensen hebben een hoofd vol spreuken en over het algemeen zit er veel waarheid in. Maar als een besmettelijk virus onze leefwereld ontregelt worden we bang, spreuken worden bezweringen en het geloof in onszelf, in onze kennis, onze wetenschap wordt her en der ondermijnd door nep nieuws en panische berichten. De Goden worden van stal gehaald, Satan leeft weer op.
Om op mijn vader terug te komen, hij was een afvallige Katholiek en in zekere zin een fatalist. Hij was beslist geen volgeling van Calvijn, maar had zich voor eigen gemak diens leer over lotsbestemming min of meer eigen gemaakt. Hij overleed op vierenveertigjarige leeftijd, niet aan een virus, maar aan kanker. Hij was toen zeventien jaar chronisch ziek geweest, zeventien extra jaren, aanzienlijk meer jaren dan de artsen hadden verwacht.
Het geloof in oplossingen, in redding als het ware, heb ik geërfd van mijn vader. Ik leef al acht jaar met prostaatkanker (waarschijnlijk al veel langer) en ga die zeventien jaar evenaren. Dan haal ik de honderd.

Vele malen in mijn leven heb ik op de rand van de afgrond gestaan, soms zelfs letterlijk. Ik had als kind honderd keer kunnen verdrinken, uit de dakgoot of een boom kunnen vallen, aan de mazelen kunnen sterven. Ging altijd goed. In 1969 begon ik een eigen bedrijf, in hetzelfde jaar belandde ik in het ziekenhuis voor een pittige operatie en in 1971 was ik bijna failliet met privé een ton schuld aan de bank (was toen erg veel geld). Daarna kregen we in 1973 de oliecrisis over ons heen. Maar; toen de nood het hoogst was wisten we een kanjer van een klant binnen te halen, niet door toeval of met hulp van buitenaardse krachten, maar door hard werken en veel geloof in onszelf, geloof in onze briljante ideeën.

Zo heb ik er nog wel een paar, maar geloven in jezelf – en in de onvermoede krachten in de mens – vind ik vooral nog dagelijks terug in mijn redding in 1959.
Met mijn vriend, de fotograaf Cees Lantzendörfer, was ik in een oude Citroën op weg naar de Noordkaap*. We probeerden te leven van de reisverhalen die we maakten. Helaas lukte het maar één keer om een verhaal geplaatst te krijgen, in het gereformeerde weekblad ‘de Spiegel’. Vijfentwintig gulden verdiend, maar daar hadden we niets aan, want niemand kwam het geld brengen naar Noord Zweden. We leefden van donaties, maaltijden van aardige mensen en kronen die we in Stockholm hadden verdiend met bordenwassen. En we reden op gestolen benzine die we met een tuinslang uit dikke Volvo’s zogen. Totdat we ergens in midden Zweden gepakt werden en een paar dagen in de politiecel terecht kwamen, waar het bed okee was en het eten prima. Wegens gebrek aan bewijs en onze bevriende relaties met beroemde mensen die we onderweg waren tegengekomen – zoal de schrijver Albert Viksten – mochten wij de comfortabele cellen en goede verzorging verlaten.

De laatste druppels gestolen benzine brachten ons tot nabij de ertsmijnen van Kiruna. We parkeerden noodgedwongen in de steppe, op het armzalige gras tussen kromgetrokken struiken. Aan de horizon lag het stadje Kiruna, maar redelijk dichtbij waren de mijnen waar wij wilden gaan werken. Na een doorwaakte nacht, bij ons traditionele kampvuur genietend van de laatste oploskoffie, vervoegden wij ons in alle vroegte bij het kantoor van de ertsmijnen. De receptioniste ontving ons vriendelijk, ondanks onze onverzorgde kleding en ongeschoren hoofden. In afwachting van het sollicitatiegesprek zaten we heerlijk in de royale ontvangstruimte. Na een kwartiertje verscheen een heer die ons enigszins meewarig en toch met sympathie meedeelde dat wij niet gekwalificeerd waren voor mijnwerk. Maar als wij wilden, konden we een rondleiding krijgen. Daaraan hadden we geen behoefte op dat moment, we hadden liever iets te eten gehad.
Terug bij ons kampvuur besloten we de volgende ochtend vroeg op weg te gaan naar de stad, zo’n tien kilometer lopen. We probeerden wat te slapen in de auto, waarin we de stoelen veranderd hadden in bedden. De chauffeur zat als ’t ware op de rand van zijn bed, terwijl de bijrijder ernaast (meestal) lag te slapen.

Om vier uur vertrokken we. De zon scheen. Die scheen trouwens dag en nacht, daar boven de poolcirkel. Het beloofde een mooie dag te worden en wij waren vol vertrouwen. In Kiruna bezochten we eerst een konditorei waar we werden aangegaapt door plaatselijke koffiedrinker/sters. Helaas wist niemand een baantje voor ons. Wel kregen we gratis koffie. Daarna bezochten we die dag het volledige midden- en kleinbedrijf van de stad, zonder succes. Het Standard Hotel -enige hotel van de stad – beloofde ons werk tijdens de komende zomerfeesten, maar die waren nog ver weg en we hadden actuele honger.
Terug bij de auto maakten we maar weer een kampvuurtje om oploskoffie te bereiden. Ojee, water was ook op. Met onze plastic waterfles liep ik naar de kleine villawijk nabij het mijnbouwkantoor. Ik belde aan bij de eerste de beste luxe voordeur. Die ging een kiertje open en een vrouw keek mij geschrokken en wat angstig aan. Ik toonde de waterfles en legde uit dat wij in de buurt kampeerden en dorst hadden (over honger sprak ik maar niet). Zij nam de fles aan en sloot de deur weer zorgvuldig. Gelukkig kwam zij even later terug om mij de gevulde fles -via de kier- te overhandigen.
Een uurtje later zaten wij bij het kampvuur aan de oploskoffie. Niet eenvoudig trouwens om in de steppe een vuur te maken want er is weinig hout voorradig en alles is vochtig. Tot onze verrassing kwam er een grote Volvo aanrijden. Hij parkeerde in onze nabijheid, langs de weg. Een grote man en een jongetje stapten uit en bleven op een afstandje naar ons staan kijken. Gastvrij als wij waren, wenkten we hen, wijzend op de oploskoffie in het steelpannetje. Enigszins schoorvoetend kwamen ze naar ons toe. Nee, ze wilden geen koffie, ze wilden weten wie wij waren en wat we daar in die steppe kwamen doen. Wij legden uit dat we werk zochten in de mijnbouw en dat wij journalistieke producties maakten en op weg waren naar de Noordkaap. De man scheen ons te geloven, maar we hadden al vaker meegemaakt dat mensen ons geloofden, ondanks de ongeloofwaardigheid van ons verhaal en onze aanwezigheid. Hij vertrok met zijn zoontje. Daar zaten we weer. Vuur nog maar even aangeblazen en de laatste koffie uit het steelpannetje geschonken.

Na ongeveer een uurtje, het liep al tegen tienen, verscheen de Volvo weer. De man die mijningenieur was zoals wij intussen wisten had een vriend bij zich die hij introduceerde als de hoofdcommissaris van politie. Ojee. Was ons strafblad reeds tot hier doorgedrongen? Nee gelukkig. De politiecommissaris ging ons een werkvergunning bezorgen, zodat de ingenieur ons aan werk kon helpen. Met een flinke vaart reden we naar het politiebureau in Kiruna waar we met een pennenstreek werden gemachtigd om te werken. Tegelijkertijd voerde de ingenieur een nogal autoritair klinkend gesprek waarbij hij zo te horen veel overtuigingskracht nodig had. Toen hij de telefoon neerlegde verklaarde hij dat we de volgende ochtend om acht uur in Kiruna verwacht werden bij een bedrijf dat ijzeren constructies bouwde voor de mijnen. Het salaris per week viel niet tegen, sterker nog, zoveel hadden we met bordenwassen nog nooit verdiend.
We werden teruggebracht naar ons kampement, waar we een feestje bouwden met een kampvuurtje en de laatste restjes oploskoffie. Mijn vriend had zelfs nog een restje shag dat hij met mij deelde.
Wat waren we gelukkig. Binnenkort zouden we te eten hebben en konden we zelfs echte sigaretten en tabak kopen, zodat ik niet langer gedroogd gras in mijn pijp hoefde te roken.

Als de nood het hoogst is…. jawel, maar redding komt nooit van buiten of van boven. Redding komt uit onszelf. Zelfredding heeft de mens vooruit geholpen en tot het machtigste dier op aarde gemaakt. Heb vertrouwen, ook in barre tijden. We kunnen het, omdat we kunnen samenwerken, omdat saamhorigheid opbloeit als de nood het hoogst is.

* ‘Op weg naar de Noordkaap’ is de titel van het boek dat ik schreef over deze reis, verkrijgbaar via internet of bij de boekhandel.

Schrijven

Uitgelicht

Al die handelingen die je verricht voordat je eindelijk eens een keer gaat schrijven.
Ik bedoel; je bent van plan te gaan schrijven als je opstaat, maar er komt iets tussen.
Eerst koffie, uiteraard. Dan ligt daar de krant, ja die moet je even inkijken. Stel je hebt een huisdier, dan moet die ook aandacht hebben natuurlijk. Bovendien begint je vrouw een gesprek over een lekkende dakgoot of ander huiselijk ongemak, net op het moment dat je op weg bent naar je schrijfkamer. Stel dat je een vrouw hebt. Of een schrijfkamer.
’s Nachts in bed, als je toevallig midden in de nacht wakker wordt, concipieer je een prachtig verhaal in je hoofd. Je zou eigenlijk moeten opstaan en meteen aan de computer. Schrijven. Nu het nog vers is. In het beste geval krabbel je een paar onleesbare notities op de bloknoot die je als schrijver altijd naast je bed hebt. Vanwege de invallen. Die de volgende ochtend onbruikbaar blijken. Hoe dan ook, in het beste geval lukt het je in de loop van de ochtend je computer te bereiken en de map ‘schrijven’ te openen. Dit is gevaarlijk, want voor je het weet zit je verdiept in oude verhalen die je al hebt geschreven. En als je niet oppast ga je die zitten verbeteren en dat moet je gewoon niet doen, want je vond het al goed toen het na veel gezwoeg en verbeter en geschrap en geschaaf eindelijk af was. Afblijven dus. Gelukkig hebben we e-mail, dus daar kun je even afleiding zoeken.
Al gauw zit je via Google ergens op het internet om – zoals je jezelf verklaart – materiaal te vinden voor je verhaal, voor het boek dat ook nog geschreven moet worden. Dan is er nog Facebook en LinkedIn. Niet doen. Allemaal onzin voor mensen die niks anders te doen hebben. Jij hebt het te druk, je moet schrijven. Dus terug naar het nieuwe word-document. Natuurlijk doe je dat, ja zeg je laat een daar een beetje afleiden. Schrijven is focussen. Goed, je weet waar het verhaal over gaat want het zeurt al dagen, soms zelfs weken door je kop. Maar de éérste zin, daar gaat het om, die eerste zin is beslissend. De titel kun je later nog wel eens bedenken, maar die eerste zin heb je nodig om meteen zelf in het verhaal te glijden als ’t ware. Na een goeie eerste zin schrijft het verhaal zich vanzelf. Zo’n zin komt natuurlijk niet meteen. Het is handig om alvast maar een kopregel te tikken, maakt niet uit, kun je later nog veranderen. Gewoon spontaan een kopregel schrijven, dat helpt vaak. Maar het probleem is dat de maag nu knort en ineens heb je een onvoorstelbare trek in koffie. Er moet dus koffie worden gemaakt anders kun je niet verder. En dan meteen maar iets erbij eten. Boterhammetje maken en de kasten doorzoeken naar zoete koek, hoewel je nog lang niet toe bent aan een beloning. Terug achter je computer schrik je toch wel een beetje dat de tijd zo snel vervliegt. Het is al weer dik in de middag en nog geen letter op papier – bij wijze van spreken. Buiten waait het. Als er maar niks omwaait. Misschien moet je even een rondje om het huis maken om te zien of alles oké is buiten. Ja alles is oké. Een waterig zonnetje breekt door. Nu moet er toch echt geschreven worden anders is het voor je het weet weer etenstijd en als het televisiejournaal eenmaal begint dan komt er van schrijven niet veel meer. Want wie weet is er wel een goeie film of een boeiend programma op de VPRO. Zoals andere tijden.
Andere tijden… toen schrijven nog makkelijk was

Alternatief

Lang geleden toen ik nog hard liep, knalde ik met mijn voorhoofd in volle vaart tegen de kopse kant van een stalen balk. Het was de balk van een zonnescherm dat op voorhoofdshoogte was neergelaten. Voordien nimmer neergelaten geweest, leerde ik later, toen ik bijkwam. Het hing ineens in mijn traject; poortje onderdoor, scherp de hoek linksom langs het rozenperk en bwahmm. Aardige mensen van een gelijkvloers kantoor, kwamen mij optillen, gaven mij een glaasje water. Enfin, voor de zekerheid naar de 1e hulp, ja hoor zware hersenschudding. Daarmee moet je geduld hebben, heb ik ondervonden. Na een paar dagen weer aan het werk, en weer een paar dagen later volledig uitgeteld, als een dweil drie weken op de bank. Dat je het maar weet, denk niet te licht over het schudden van je hersens. Maar ik wil het daarover niet hebben. Interessanter is dat ik erna mezelf niet meer okee voelde. Neurologische onderzoeken en ga maar even door. Niks te vinden. Volgens mijn buurman, de fysiotherapeut gespecialiseerd in rug- en nekproblemen, had ik een whiplash…ha, dat is een kwetsuur die niet meetelt in de medische wereld. Wat nu te doen? Massage, natuurlijk en het spierstelsel onderwerpen aan prikkelende zwak elektrische stroompjes. Je moet het lichaam helpen zichzelf te genezen. Zenuwbanen voelen zich gekwetst, vandaar. Ter oriëntatie bezocht ik een bijeenkomst van verenigde whiplashlijders(sters). Wow…nooit zou ik meer beter worden. Zelden zulk georganiseerd doemdenken meegemaakt. Ik kreeg de indruk dat sommigen hun whiplash koesteren. Daarna elke week naar een dure kliniek, aan het infuus. Reiki behandelingen ook. Canadese massage die verrekte pijn deed. Heel bijzonder waren ook mijn visites aan een man (garagemonteur) met genezende handen. Had zijn gave ontdekt toen de hond van de buurman ziek was. Hij had die hond beter gemaakt. Erg lieve man, deed het uit hulpvaardigheid, vroeg slechts een tientje voor een uur magnetisme. Helaas hielp het niet. Ook nog op advies – je krijgt veel advies, ongevraagd ook – naar Zuid Limburg geweest waar een fantastische aura-lezer mijn energiebanen ging rechtzetten. Hielp ook niet. Mensendieck gedaan, wekelijks trainingen op de mat en thuis oefenen, ja hielp wel, dit helpt volgens mij iedereen. Mijn buurman, voornoemde fysiotherapeut, had een vriend die arts was en deskundig kon kraken. Heb ik één keer laten doen, als volgt: mijn hoofd onder zijn arm, ‘nu even volledig ontspannen, wees niet bang, laat maar gaan…’ En toch nog onverwacht rukte hij zowat mijn hoofd van de romp. Misschien heeft het geholpen, maar ik durfde geen tweede keer.
Hoe kom ik op deze verhalen? Omdat ik vijf jaar gesukkeld heb en in stad en land het alternatieve circuit heb leren kennen. Als de dokter zegt dat je niks mankeert, terwijl je zelf het tegendeel voelt, dan kun je twee dingen doen: dagelijks met een neksteun somber naar het weer gaan zitten kijken, ofwel op pad. Omdat dit inmiddels mijn vierde hersenschudding was – ja ik loop nog wel eens met mijn kop ergens tegen aan, teveel in gedachten denk ik, of te haastig – had ik wat inmiddels Post-Concussion Syndrome genoemd wordt. Rust helpt zegt men en vooral weinig stress haha, je nek staat stijf van de stress. Maar goed, ik ben er uiteindelijk overheen gegroeid zoals dat heet, beetje nekpijn went wel. Het meest irritante was uiteindelijk ‘oorsuizen’ (tinnitus) maar daar kan ik inmiddels ook mee leven.
Even tussendoor: in het tijdschrift voor slechthorenden schreef ik een artikel getiteld ‘krekels in mijn hoofd”. Het was bedoeld als opbeurend verhaal, een beetje zoals ik ook een opbeurend boekje heb geschreven over prostaatkanker, en ik kreeg mooie reacties. De mooiste was een lange brief van een non. Zij woonde met nog een paar nonnen in een klooster. Haar tinnitus klonk als een zware dieselmotor schreef zij. Zij was altijd blij als zij aan de beurt was voor het gebruik van de ‘Walkman’, dan lag zij in haar cel met muziek op de oren. Er waren meen ik tien nonnen, dus eens in de tien dagen was zij enigszins bevrijd van die bonkende motor in haar hoofd. Mijn god dacht ik – dacht zij waarschijnlijk ook – wat kost zo’n walkman nou helemaal. Dus gekocht en toegestuurd en kreeg een heel lieve bedankbrief. Nee zij hoefde haar eigen walkman niet te delen met de andere zusters…
Ja er schuilt veel triestheid onder de mensen. De auteur die hierover aangrijpend schrijft is Griet Op de Beeck. Ik noem haar omdat ik net haar laatste boek heb gelezen: ‘Het beste wat we hebben’. Een goede gezondheid is wellicht het beste wat je kunt hebben, afgezien van liefde. Omdat ik op mijn leeftijd veel mankementen ervaar, krijg ik veel tips. Goed bedoeld natuurlijk. Zo werd mij laatst door een nogal spirituele vriendin een genezer aangeraden hier in Portugal, waar ik veelal verblijf.
De weg erheen was omslachtig en lang. Ik mocht om 20:30 komen omdat er iemand was uitgevallen. Een half uur over de snelweg, dan twintig minuten het achterland in en uiteindelijk nog een heel eind doorsukkelen over een zandweg. ‘U herkent het huis wel’, zei de assistente. ‘Het heeft een etage (inmiddels verboden hier in de campo) en er staan veel auto’s’. Toen ik uiteindelijk maar wel precies op tijd arriveerde stonden er inderdaad langs de zandweg veel auto’s. In the middle of nowhere, zoals dat heet. Het hek stond open en ik werd tussen twee touwen naar een achteringang geleid. Hier waren handgeschreven instructies op de marmeren stoeptreden geplakt: geen mobiele telefoons hier in huis, laat je telefoon in je auto!. Deur was half open. Via een rommelige hal moest ik een roze marmeren trap omhoog. Op de trap stonden mensen. Op de overloop nog meer mensen en rechts in een kleine kamer nog meer mensen. Boven aan de trap linksaf was het heel erg druk. Verontschuldigingen mompelend drong ik verder totdat ik de assistente zag. Oudere mevrouw met hoornen bril in donkergrijze japon op een plastic stoel achter een soort balie waarop merkwaardige voorwerpen, zoals een groot roze pluchen spaarvarken. Rechts een kamerscherm uit betere tijden, beplakt met krantenknipsels en handgeschreven opwekkingen, alsook de prijslijst: 10 euro voor een consult, 20 euro voor een behandeling. ‘Wat zijn uw klachten?’ vroeg zij. Ik noemde er een paar. ‘Ja, dat is wel genoeg’ zei ze. ‘Druk hier’ merkte ik op. ‘Ja, de mensen komen hier omdat ze geholpen worden’. Ik telde minstens dertig klanten, voornamelijk Portugezen, maar ook enkele Nederlanders, een Engelsman en twee Duitse dames. Regelmatig kwam iemand 10 of 20 euro afrekenen. Ik mocht tegen de wand zitten naast een man met wonderlijke sensors op zijn oren. Hij zat aan een paar draden bevestigd. Tegenover mij twee mannen op blauwplastic stoelen voor een televisie, met voor de borst op een standaard een soort metaaldetector, of stofzuigermotor, dat kan ook. Er stonden apparaten met digitale cijfers en knipperlichten. Na driekwartier was ik nog niet aan de beurt. Achter het kamerscherm werden mensen geholpen en achter een deur links van mij verdween nu en dan iemand, die daar kennelijk ook werd geholpen. Een oosters uitziende vrouw hielp met de apparaten waaraan mensen werden gekoppeld. Een niet onaardige blonde vrouw liep nu en dan voorbij. Ook zag ik een kalende man naar het gangetje gaan. De genezer? Het rommelige vertrek met oude posters en slordig gestapelde tijdschriften werd verlicht door een kaal peertje aan een draad, plus de leeslamp van de assistente. Het werd buiten aardedonker. Ik maakte me zorgen want slechte ogen vormen een van mijn mankementen. Als ik nog maar terug kon over dat smalle zandpad…
Post-Concussion Syndrome: vooral weinig stress, dat helpt zegt men. Hoezeer ik ook kennis had willen maken met deze genezer die voor weinig geld zoveel mensen helpt en ongetwijfeld onbaatzuchtige bedoelingen heeft, ik kon het niet langer uithouden op die plastic stoel in dat overvolle kamertje.
‘Ach’ zei de assistente ‘wat jammer nou, wilt u een andere afspraak maken?’
Ik denk er nog over na.

Ellendig Dure Poespas

Laat ik voorop stellen dat ik geen Portugees ben. Nee, ik ben een eigenwijze Nederlander, maar ik woon een groot deel van het jaar in Portugal. Een heerlijk land met heerlijke mensen, maar met een angstwekkende bureaucratie. Hoewel ik al bijna 25 jaar ervaring heb, loop ik nog regelmatig vast in die dikke muur van papier en nog meer papier.
Denk niet dat het alleen de overheid is. Ook private bedrijven hebben de techniek van afhouden, uitstellen, afschuiven, niet luisteren, niet doen en onredelijke eisen stellen, onder de knie. Dit verhaal gaat over een van de ergste, de EDP. Ofwel Energias de Portugal. Een Moloch zonder concurrentie en hoewel nauwelijks nog Portugees te noemen, in gedrag bijzonder authentiek. De EDP is voor een deel van China, van Quatar, van private equity companies als BlackRock en verder voor een kwart beursgenoteerd in Lissabon waar het hoofdkantoor staat. Portugees tot in de voegen van het majestueuze gebouw en tot in de poriën van de mensen die er de leiding hebben en tot wie je absoluut geen toegang hebt.
Met de EDP kun je niet praten want op het niveau waarop je mag praten is er niemand geautoriseerd om iets te beslissen. Er zijn EDP winkeltjes waarin over het algemeen vriendelijke en bereidwillige personen werken, maar als je echt een probleem hebt kunnen die niets voor je doen. Ja, ze kunnen van een arme Portugees de achterstallige betaling innen. Komt vaak voor, want met een minimum inkomen van 650 euro in de maand valt het niet mee de hoge rekening steeds tijdig te betalen. En wie niet betaalt wordt afgesloten. Vroeger was de ‘belasting toegevoegde waarde’ (IVA) 6%, het tarief voor noodzakelijke levensbehoeften. Een paar jaar geleden werd dit opgetrokken naar 23%, het tarief voor luxe. Je kunt je voorstellen dat de gewone burger zo’n tariefverhoging moeilijk verwerkt. Veel duistere ramen ’s avonds.
Energie is dus luxe in Portugal. Maar denk niet dat de service hiermee in overeenstemming is. Vooral als buitenlander sta je bij de EDP al spoedig in de kou, want de EDP heeft weliswaar een website in het Engels, maar weigert in het Engels te communiceren. Alle schriftelijke communicatie is in het Portugees, met zoveel mogelijk kleine lettertjes.
Laat ik mijn EDP-ervaring met u delen.
In ons Portugese huis, nieuw gebouwd in 2009, is om redenen van duurzaamheid, efficiency en – toegegeven – gemak alles elektrisch bediend. Wat dit betekent merkt een mens pas als de elektriciteitstoevoer wordt doorgeknipt. Een dood huis, zonder enig comfort, zonder water, licht en warmte, zonder veiligheid ook en zonder communicatie. Geen telefoon, geen internet. Niets werkt meer. Helemaal niets! Ik kan u verzekeren dat dit een uiterst schokkende ervaring is. Het drukt ons met de koude neus op het feit dat we afhankelijk zijn van de energievoorziening. Wij kunnen niet meer leven met een kaars en een houtvuur.
Het begon allemaal met een – volgens de EDP – toegenomen verbruik, waardoor ik in augustus 2017 ruim duizend euro moest bijbetalen (€ 1086,67). Ik had dus voor ruim duizend euro méér energie verbruikt dan het jaar ervoor. Onbegrijpelijk, maar je krijgt het niet uitgelegd. Het bedrag werd automatisch van mijn (Nederlandse) bankrekening afgeschreven op 4 september. Want, de EDP kennende, betaal ik mijn maandelijkse termijnen via ‘débito direto autorizado’. Vóor augustus 2017 was het 453 euro, daarna ineens 512 euro, hoewel wij onze levensstijl niet veranderd hebben en bijvoorbeeld geen elektrisch huisdier of een jacuzzi hebben aangeschaft. Wie schetst mijn verbazing als op 25 september wederom via débito direto dezelfde ruim duizend euro wordt afgeschreven. Ach denk je dan nog even: computerfoutje, het wordt wel weer teruggestort. Maar nee hoor. Twéé keer betaald dus.
Alsof dit nog niet genoeg is ontvang ik op 31 oktober een aanmaning (Injunção) van de Justitie dat ik ruim duizend euro moet betalen. Het bedrag is niet hetzelfde, in plaats van € 1086,67 is het dit keer € 1050,42. Plus de nodige belasting, boetes e.d. Totaal ruim elfhonderd euro. Na lezing van de vele kleine letters blijkt mij dat het om een schuld gaat per 31 januari 2007(?). Ondanks de vele kleine lettertjes wordt dit niet verder uitgelegd. Slechts word ik gemaand om binnen 15 dagen te betalen. Dit moet een vergissing zijn, denk je dan. Ik kocht op dit adres pas op 25 februari 2007 een huisje om er daarna nieuwbouw te plegen vanaf januari 2008. Een jaar later dus.
Via de klantvriendelijke website (Mijn EDP) vraag ik uiteraard om opheldering. Ook pleeg ik meerdere telefoontjes, stuur meerdere emails. En dien drie keer een klacht in. Op de website kan ik zien dat mijn klachten in behandeling zijn. Het resultaat is uiteindelijk dat ik via een tamelijk cryptische email word doorverwezen naar de EDP-advocaat in Lissabon. Alle communicatie van EDP-zijde geschiedt vanzelfsprekend in het Portugees, met veel omhaal van woorden. Op mijn verzoeken om een Engelse vertaling wordt in het geheel niet gereageerd.
Als nabrander ontvang ik eind november alweer een rekening van de EDP, dit keer ruim 44 euro, die ik binnen 15 dagen moet betalen. Waarvoor is deze rekening? Waarop is dit bedrag gebaseerd? Geen idee. De EDP beantwoordt mijn vragen niet meer.
Ten einde raad bel ik mijn advocaat. Wat moet ik doen? Haar advies is om die 44 euro met spoed te betalen want de EDP sluit zomaar je energie af. Ook al is het onterecht. Ik betaal dus met spoed die 44 euro (en negentien cent).
Daarna, op maandag 11 december, zit ik noodgedwongen op kantoor bij mijn advocaat. De EDP is mij ruim duizend euro schuldig, dat is duidelijk bewijsbaar. De EDP eist elfhonderd euro en nog eens 44 euro zonder verklaring, dit is te gek voor woorden. Mijn advocaat is het met mij eens. Zij maakt een dossier met alle documenten en bankafschriften en gaat onmiddellijk contact opnemen met haar collega in Lissabon.
De zaak is nu onder advocaten, dus even maak ik mij geen zorgen meer. Onterecht naar blijkt, want op woensdagmiddag 13 december zitten we zonder stroom. Huis dood. Kaarsen aan, open haard aan en ’s avonds dan maar naar een restaurant. Ik bel mijn advocaat, die zeer verbaasd is. Dinsdag nog contact gehad met de advocaat van EDP. Zij gaat er onmiddellijk achteraan. ’s Avonds hoor ik dat de EDP-advocaat de volgende dag, donderdag, aan de slag gaat. Nu volgen tientallen telefoontjes met mijn advocaat en haar assistente totdat mijn mobiele telefoon ermee ophoudt. Donderdagmiddag zitten we bij onze buren om de telefoons op te laden en via de laptop de nodige handelingen te verrichten. Zoals op advies van mijn advocaat dan in godsnaam maar die dikke elfhonderd euro betalen, ook al weten we niet waarom. Ja, om de stroom weer aan te sluiten. De zeer bereidwillige assistente (genaamd Mali) van mijn advocaat doet de communicatie met de EDP, gelukkig. Zij komt met een referentie en een code. Ik moet via de Multibanco onmiddellijk die ruim 1100 euro overmaken, dan wordt binnen vijf uur de stroom weer aangesloten. Ojee, ik heb even zo’n bedrag niet op mijn Portugese bankrekening staan. Kan het ook via mijn Nederlandse bank? De EDP int daar toch al volledig automatisch (en dubbel) de gelden die zij wil ontvangen. Kan die 1100 euro er ook nog wel van af. Maar nee, eigenlijk kan dit niet volgens de EDP. Het moet Multibanco zijn. Dat is de regel voor wanbetalers… Dan belt Mali weer. Ja het kan toch. Na veel overleg tussen Mali en de EDP krijg ik een referentie en bankrekening nummer en kan ik meteen per banktransfer het geld overmaken. Dan komt het ook in orde. Dus bij de buren maak ik via de laptop ruim 1100 euro over naar de EDP. Een uur later krijg ik van mijn bank een betaal-alert: het bedrag is overgeboekt naar de Banco Commercial in Portugal. Een kopie van de afschrijving mail ik naar Mali en die mailt het door naar de EDP.
Zo gaat de tweede stroomloze dag voorbij. Dus wij weer naar de kaarsen en de open haard en daarna naar het restaurant in het dorp. De buren nodigen ons uit om de volgende dag bij hen te komen douchen. Mijn echtgenote heeft inmiddels samen met de buurvrouw de gehele inhoud van onze diepvriezer overgebracht naar een leegstaande diepvriezer in een huis dat in de zomer wordt verhuurd. De EDP houdt ons goed bezig.
Op vrijdag, onze derde dag zonder stroom, staan we hoopvol op in een koud huis zonder vloerverwarming en zonder stromend water. Gelukkig hebben we een zwembad vol water. Plus flessen mineraalwater in de (donkere) kelder. We verwachten deze dag uiteraard weer stroom. We hebben nu alles betaald, soms dubbel en tevens onterecht, en we zijn al tientallen jaren een goede klant van de EDP (hoeveel hebben we hen al betaald? Zeventig, tachtigduizend euro?) dus ze laten ons niet in de kou zitten. Haha. Toch wel. Mijn buurman adviseert me om naar de EDP winkel te gaan, persoonlijk contact helpt soms. Dus rijd ik naar Tavira en vind met enige moeite in een achteraf straatje de EDP vestiging. Een klein winkelpandje met een balie waarachter een niet onaantrekkelijke EDP adviseuse. Gelukkig is er maar éen mevrouw voor mij, hoewel die vrij lang werk heeft. Volgens mij wordt er ook over familie, kinderen en het weer gepraat, maar dit soort sociale gezelligheidbabbel ben ik wel gewend in Portugal. Het is net als in het postkantoor. Na mijn uitleg, heeft de adviseuse het met mij te doen, al 3 dagen zonder stroom dat is erg, vindt zij. Ze gaat onmiddellijk bellen na mijn ‘contribuente’ nummer te hebben verkregen. Er volgt een lang gesprek waarbij ze van mij alle betalingsbewijzen verlangt, maar de kopieën die ik bij me heb voldoen niet. Zij wil het bewijs zien van de Banco Commercial, dat daar het bedrag is bijgeschreven op de rekening van de EDP. Zo’n bewijsstuk kan ik niet overleggen. Heb ik al eens via mijn Nederlandse bank naar geïnformeerd, maar dat soort kopieën wordt niet verstrekt. Zo zit ik na een kwartier terneergeslagen op een plastic stoel terwijl het hokje volstroomt met zorgelijke Portugese klanten. Mijn zaak is afgewezen, de adviseuse kan niets voor mij doen. Het lijkt op de wachtkamer van de sociale dienst. Kaal, treurig, druk en muisstil. Na mijzelf weer uit de diepe dip te hebben getrokken, verlaat ik het EDP advies centrum en rijd terug naar huis. Of liever gezegd, naar de buren. Onderweg belt Mali. Zij is er achter gekomen dat ik geen stroom krijg omdat men bij de EDP ontevreden is over de toegezonden kopieën van de betaling. Het moeten fotografisch gereproduceerde schermopnames zijn, rechtstreeks gefotografeerd van het betaalscherm van mijn Nederlandse bank. Want een gewone kopie of een pdf is niet geldig, daar zou ik immers zelf wijzigingen in kunnen aanbrengen…
Mijn hemel, na zovele jaren trouwe klandizie, word ik met groot wantrouwen en argwaan bejegend. Alsof ik de EDP zou willen oplichten, dezelfde EDP die mij nog minstens duizend euro schuldig is…
Gelukkig logeert bij mijn buurman een broer die weet hoe je makkelijk een schermprint kunt maken met een windows programmaatje. Dat helpt. Dus snel op vrijdagmiddag de vereiste schermprints gestuurd. Via Mali, de meevoelende assistente, hoor ik een uurtje later dat misschien vanavond nog de stroom wordt aangesloten. Misschien… Op dat moment besluit ik spontaan om naar een hotel te vertrekken. Het is genoeg zo. Na het weekend zien we wel verder. We willen in bad.
Op maandag hoor ik van Mali dat in de namiddag de stroom zal worden aangesloten. Is het zeker? Nou ja, zij denkt van wel. Wij zijn in de buurt van Mértola – erg leuk stadje – en besluiten voor alle zekerheid nog een nacht in een hotel door te brengen, het Museumhotel aan de rivier de Guadiana, gebouwd op een Romeinse nederzetting die via een glazen vloer te bewonderen is. Op dinsdag rijden we vol vertrouwen naar ons huis dat inmiddels wel weer een beetje opgewarmd zal zijn. Helaas nee. Huis is koud en dood. Eerst even vloeken en dan maar weer bellen met die lieve Mali en zij weer met de EDP in de slag. Nee hoor, volgens de EDP hebben we stroom. Maandagavond nog aangesloten. Die domme Hollanders moeten gewoon in hun huis even op de knop drukken. Knop? Welke knop. Wij hebben geen knop, wij hebben een schakelkast met honderdeenentwintig schakelaars plus drie hoofdschakelaars. En die staan allemaal op ‘on’. Mali weer bellen met de EDP. Antwoord: nee dat kan niet. De stroom is aangesloten. Meneer moet dan maar de ‘Avaria’ bellen, de storingsdienst. Mali geeft mij het nummer, dat ik al ken. Maar zo’n 800-nummer kun je alleen bellen met een Portugese telefoon. En onze vaste telefoon in huis werkt niet zonder stroom. En mijn mobiele Portugese telefoon van de Meo is leeg. Ik leef met mijn Nederlandse mobiele telefoon, die bijna drie dagen zonder opladen kan (prima apparaat) en kan dus geen 800-nummer bellen. Dat is de EDP service aan buitenlanders, zonder Portugese telefoon geen toegang. Mali dus weer terugbellen naar de EDP. Legt uit dat haar cliënt een buitenlander is en dat ze wel eens wat toeschietelijker om niet te zeggen toegankelijker mogen zijn, want haar buitenlander brengt elke maand meer dan 500 euro in het EDP-laadje.
Na enige halsstarrige tegenwerking weet Mali het voor elkaar te krijgen dat er een technische man komt kijken wat er aan de hand is. Maar o wee als het alleen maar een druk op de knop is, welke knop dan ook, dan gaat dit ons tientallen euro’s kosten. Diezelfde dinsdag gaat het niet meer lukken. Dus wij weer naar een hotel, in Olhão. We moeten de EDP garanderen dat we de volgende ochtend om 10 uur thuis zijn, want dan komt er persoonlijk een EDP expert om op de knop te drukken….
Uiteindelijk op woensdagmorgen tegen de lunch – een wéék na de afsluiting – word ik gebeld door de firma Joaquim Henriques. Zij zijn gestuurd door de EDP en willen weten waar mijn huis is. Ik leg het drie keer uit, maar dan hebben ze toch liever dat ik naar het dorp kom om hen daar op te halen. Dus een half uurtje later zie ik de bestelauto van Joaquim Henriques bij de supermarkt en rijden we achter elkaar naar ons huis. Daar opent de monteur onder uitleg aan zijn jeugdige leerling-assistent het EDP kastje buiten de poort (altijd de kastjes buiten, zodat ze bereikbaar zijn voor de EDP, om eventueel de stroom af te sluiten) en tot zijn verbazing en meer nog die van de leerling en zeker die van mij, liggen er vier losse dikke draden in mijn kastje. Open en bloot. Open koperdraad met de stroom er vol op. De technische monteur vindt het héél vreemd. Ongewoon. Ik vind het gevaarlijk zelfs, die draden hoeven elkaar maar te raken en de hele buurt zit zonder stroom. Om over brand nog maar te zwijgen.
Binnen een kwartier heeft de monteur de draden gemonteerd en is er stroom in ons huis. Zonder dat we op welke knop dan ook hebben gedrukt. Dankjewel EDP. Nu nog mijn geld terug en al die kosten van hotels en restaurants.
Dit gaat nog een Ellendig Dure Poespas worden

Chaos

Het is weer verwarring en chaos in mijn hoofd. Zondagochtend, al die kranten, al die informatie die ik niet aan mekaar kan knopen. Lees ik hoe Jesse niet wilde springen toen Mark zei: “spring Jesse spring.” Jesse wilde niet 500 vluchtelingen opnemen per jaar zoals nu, maar 5000 of liever nog 50.000 op termijn. Daar is het op afgesprongen, begrijp ik. Ondertussen zit ik in een verhuizing. Waar naar toe? Weet ik nog niet, alles gaat in de opslag en tot mijn verrassing wordt dat honderd kuub (100 m3). Eén kuub van mij en 99 van mijn geliefde die alles bewaart, omdat zij kunstenaar is en het zeker nog eens nodig heeft. Belangrijke zaken.
Wat is belangrijk? Een vriend van ons kreeg ineens te horen dat hij ziek is; ALS ofwel Amyotrofische Laterale Sclerose. De beroemdste zieke op dit gebied is Simon Hawking, tevens de meest intelligente. Al zijn spieren hebben het inmiddels opgegeven, maar zijn hoofd werkt nog briljant. Dat was anders bij de arme baby Charlie, daar werkten ook de hersens niet. Natuurlijk wilden de ouders het kind in leven houden, daarvoor zijn het ouders. En natuurlijk waren de artsen geen onmensen die doodsbedreigingen verdienden. De hersens zeiden: kind is kansloos. De harten huilden. Een hart kan niet denken. Moet ik toch weer even denken aan van der Staay die onze artsen vergelijkt met moordenaars. Hoe ziek kun je zijn in het hoofd? Terug naar de vriend met ALS. Hij zit diep in de put. Altijd gezond geweest, nooit een dokter gezien, vader 95, moeder ook bijna, zusters, broers allemaal blakend. Typisch geval van ‘waarom ik’? Hij krijgt het (nog) niet voor elkaar om te accepteren, mooi leven gehad, jammer het einde komt misschien eerder dan verwacht. Het is een rotziekte.
Ik las het zomeravondgesprek tussen Vincent Bijlo en Rob Aarsman. “Hoop is iets voor losers, begin er niet aan”. Makkelijker gezegd dan gelaten, hopen doen we sinds we kunnen denken. Je kunt het ook bidden noemen. Mooie mannen die Bijlo en Aarsman. Ze hadden het ook over het ‘waarom ik’ gejammer. Dat doen mensen wel als het tegenzit maar nooit als ze de loterij hebben gewonnen haha. Aarsman had twee keer darmkanker, Bijlo is blind geboren, lijdt aan oorsuizingen (Tinnitus) en groeiende doofheid. Zijn beroep? Cabaretier. Met veel humor en relativering hebben ze het over de hoofd/hart relatie. Zegt Bijlo: ‘het hoofd is een fantastisch ding, je hebt het altijd bij je en je kunt het overal voor gebruiken. Het is altijd online, als het offline is ben je dood.’ Vraagt Aarsman: ‘als je zou terugkomen op de wereld wat zou je dan doen?’ Zegt Bijlo: ‘precies hetzelfde’ ‘Zou je dan ook weer blind willen zijn?’ ‘Waarom niet, dit is voor mij een compleet leven.’
Dit is mij uit het hart gegrepen. Teveel mensen die zeuren dat ze kansen hebben gemist of nooit gekregen, dat ze fouten hebben gemaakt, dat ze alles anders zouden willen doen, schoongewassen en opnieuw geboren, hou toch op. Spijt is net zoiets als hoop, je schiet er geen donder mee op. Als ik het even over mezelf mag hebben; ik heb nergens spijt van en inderdaad ik zou alles precies hetzelfde willen doen, net zo rommelig, ongepland en intuïtief. Mijn vader overleed toen ik achttien was. Ik had geologie willen studeren. Er was geen geld, mijn moeder moest kamers verhuren en in het warenhuis werken. Een renteloos voorschot bracht mij in het internaat van de ‘Kweekschool voor de zeevaart’. Voor piloot was ik al afgekeurd, maar varen leek me ook avontuurlijk. Werd ik dus Stuurman op de Grote Handelsvaart Vreselijk. Hier tellen alleen de strepen waarop wordt gestaan, net als in het leger, waarvoor ik gelukkig later bij een herkeuring werd afgekeurd. (S5 hetgeen zoveel wil zeggen als niet goed bij het hoofd). U kunt geen ambtenaar meer worden, zei de psychiater. Was ik ook niet van plan..Op zee werd ik ziek, niet alleen zeeziek maar ziek van de dommigheid om me heen. De spijsvertering stopte. Darmen denken met je mee, dat vergeten we wel eens. Een Duitse arts in Itajaí Brazilië haalde mijn gezonde blinde darm eruit, hij was denk ik geen arts. Liep trouwens mank, vertrouwde die man meteen al niet. Nonnen deden daar de verpleging, alleen boven de gordel. Moest met een open wond zelf op de gang een douche zoeken. De wond bleef nog maanden open. Ik zei al: de Duitse snijder was denk ik geen arts. Later had ik amoebe dysenterie in Dar es Salaam, lag ik daar met een verkeerde diagnose in een ziekenhuis om daarna terecht te komen in een kliniek in Abadan (Iran), een oude stad met raffinaderijen in de hoek van wat toen nog de Perzische Golf heette. Ook lag ik eens een week in Hamburg in het ziekenhuis. Enfin, ik heb ervaring met ziekenhuizen. Veel in gelegen, maar nooit met tegenzin. Je wordt over ’t algemeen goed verzorgd en je kunt je concentreren op jezelf. Zoals Vincent Bijlo zei; je hebt je hoofd altijd bij je en dat komt dan goed van pas. Die oorsuizingen heb ik trouwens ook al jaren. Ik schreef er eens over in het blad voor slechthorenden, kreeg ik een dramatisch briefje van een non, zij had geen fluiten – zoals ik – maar hameren in haar oren. Het enige dat haar ontspande in haar cel, was een ‘Walkman’ (die had je toen nog). Maar er was maar één Walkman voor alle nonnen in het klooster, dus ze had maar één keer in de week (nonnen sterven ook uit) gezang in plaats van gehamer in haar oren. Heb ik natuurlijk meteen zo’n ding voor haar gekocht en opgestuurd. Zelden zo’n ontroerend lieve bedankbrief gelezen. Goed doen is vaak makkelijk, als je even je hoofd gebruikt. Terug naar mijn depressieve vriend. Hij leeft tenminste nog, terwijl de twee beste vrienden die ik had al lang dood zijn. Evenals mijn vader, mijn moeder, mijn broertje. Heb ik even mazzel. Na mijn zestigste nog een keer erg verliefd geworden en tot heden gebleven op de kunstenares die nu mijn echtgenote is. Ik zei al: weinig planning in mijn leven. Nu ook weer die verhuizing: chaos om mij heen. Leeftijdgenoten – ik ben net tachtig geworden – zitten in rusthuizen of willen kleiner wonen. Wij willen (nog) groter wonen, met atelier en expositieruimten en mogelijkheden tot evenementen. Dat is het hart dat spreekt, het hoofd verklaart mij voor gek. Heb al vijftien jaar een sarcoom (soort kanker) en inmiddels vijf jaar prostaatkanker (lees mijn boekje ‘MANNEN je sluipmoordenaar heet testosteron’). Laatst las ik dat tweederde van de kankerpatiënten in voortdurende angst leeft, angst voor de dood. Ze moeten allemaal dat zomeravondgesprek lezen van Rob Aarsman en Vincent Bijlo (NRC 29 juli). Gelukkig hebben we een hoofd dat we altijd bij ons hebben, een hoofd waarmee je leuke dingen kunt denken, waarmee je kunt dromen zodat je hart opgewekt gaat kloppen. Luister naar je hart en denk: hoera ik leef.

Ultralinks en ultrarechts.

Politieke stukjes wil ik eigenlijk niet schrijven. Maar een mens ontkomt er tegenwoordig niet meer aan. Alles is politiek geworden en als tolerante humanist word ik via de media weggezet als iemand die niet kan kiezen. Afgezien van rabiate fundamentalisten, die dacht ik, alleen nog voorkomen onder Mohammedanen zie ik ook glibberige fundamentalisten de microfoon grijpen. Tolerantie mag niet meer, de mens moet leven volgens richtlijnen van groeperingen die zich redders noemen. Redders van het geloof, van het land, van Europa of de wereld, van normen en waarden, van inkomen en pensioen, van bijna uitgestorven dieren en ideeën.
Leven en laten leven zei mijn moeder altijd. Zij was hervormd opgevoed en trouwde tegen de zin van de familie met een Katholieke jongen. Twee geloven op een kussen, de duivel er tussen. Ja, dat zei men toen maar meende het niet echt. Nu meent iedereen alles wel echt. Met als gevolg toenemende spanningen en veel negatief nieuws. Er wordt zelfs een “hulplijn” opengesteld (September) voor professionals die de spanningen niet meer aankunnen en aan de toenemende polarisatie dreigen te bezwijken. Wie dit zijn? Men noemt onderwijzers en jeugdwerkers, maar wat dacht je van ambulancepersoneel, brandweermannen, politieagenten, ziekenzorgers en parkeerwachten. Een mens kan tegenwoordig niet veel goed meer doen, in de ogen van een ander. En als gedrag naar autoriteit dreigt te zwemen wordt harde actie ingezet.
De media helpen natuurlijk mee en dan duid ik niet alleen op het getwitter van Trump. NRC twittert ook, wat vind je hiervan: “Ultralinks rukt op naar het Noorden”. Dit is klare oorlogstaal. Het hele stuk zit ook vol dreiging. “Communisten en ultralinksen vinden elkaar in hun strijd tegen globalisering.” In het Europarlement zit een groep ‘Verenigd Links’ met het portret van Ché Guevara aan de muur en een poster met hamer en sikkel. Hier wordt weer strijdlustig gesproken over proletariërs en kameraden.
Aan de andere kant was er onlangs een ‘gezinstop’ in Budapest. Gezamenlijke religieuzen maken zich sterk voor de ouderwetse hoeksteen der beschaving: het gezin. Het is bijna niet te geloven, maar gelovigen die elkaar vroeger niet lustten en bij voorkeur elkander de hersens insloegen, die zoeken elkaar nu op om een gezamenlijk blok te vormen tegen voortschrijdende Westerse Decadentie. Hé denk ik dan als ik dat lees, mogen de Islamisten daar ook aan meedoen? Het is tenslotte ook hun onderwerp. Maar nee, die geloven in een andere God. Het zijn Amerikaanse evangelisten die verbroedering zoeken met Oost Europese conservatieven en zelfs met Russische orthodoxen. De World Congres of Families, een Amerikaanse organisatie, omarmt engerds zoals de Russische antihomorechten activist Vasadse en de Russische priester Dmitri Smirnov (nee niet van de wodka hoewel zijn uitspraken daar wel naar ruiken) die ooit serieus zei dat vrouwen die abortus plegen ergere moordenaars zijn dan Himmler en Goebbels.
Wat mij angst inboezemt is dat kokerdenkers steeds meer de podia bezetten met hun geraaskal en gevaarlijk polariserende teksten. Een voormalige Fox News producer hielp de Russische tv-zender Tsargrad opzetten, een ultrarechts medium waarop regelmatig homohaat gepropageerd wordt. De uitersten vinden elkaar in hun strijd om ons allen in het keurslijf van ‘Gezin’ te dwingen, als vruchtbare keuze om de wereld te redden. En omdat de mens geneigd is zich te voegen naar de meerderheid – veilig in de groep – is het begrijpelijk dat er samenwerking wordt gezocht; een wereld van ultralinksen en ultrarechtsen, een wereld van strijd dus.
Merkwaardig dat er ineens in Frankrijk, een land van eeuwenlang links versus rechts, een man wordt geparachuteerd die de middenweg propageert, niet links, niet rechts, maar rechtdoor En Marche.
Wat nu?

Het wordt tijd dat vrouwen opstaan.

Wie mij kent weet dat ik de vrouw bijzonder vind. Niet zozeer als moederfiguur of geliefde of lust voor ’t oog, nee als fenomeen. Ik denk dat de vrouw de wereld kan redden. Het wordt dus hoog tijd dat vrouwen elke vorm van onderdrukking rigoureus van zich afschudden en de leiding in handen nemen. Let wel, en dan niet op de mannelijke manier, dus niet als surrogaatman in een broekpak, maar met de volle ontplooiing van intrinsieke vrouwelijke eigenschappen. Dit hoef ik niet verder uit te leggen, nietwaar?
Natuurlijk is er al veel bereikt vergeleken met de middeleeuwen of nog eerder. Maar aan de andere kant zijn vrouwen-studentenverenigingen pas samengegaan met de mannelijke corpora in de jaren zeventig van de vorige eeuw. En moest mijn schoonmoeder nog bidden terwijl zij bij de nonnen, gekleed in haar hemdje, haar onderbuikje waste. Hoe ongaarne je het ook toegeeft, in de geschiedenis van de mensheid zijn de vrouwen de pineut.
“Laten uw vrouwen in de gemeenten zwijgen. Het is hun immers niet toegestaan te spreken, maar bevolen onderdanig te zijn, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen leren, laten zij dat dan thuis aan hun eigen man vragen. Het is immers schandelijk voor vrouwen om in de gemeente te spreken.”
Ik haal voor de discussie maar even een stukje uit de bijbel aan. Maar er zijn heilige boeken die nog explicieter de vrouw de grond in boren. Wie echt wil schrikken verwijs ik naar de website ‘waaromislam.nl’. Daar is bijvoorbeeld een vrouw te zien (niét te zien dat zij vrouw is) die in een video uitlegt hoe mooi het is om moslima te zijn. Genoeg hierover, waar ik naar toe wil is dat sinds mensenheugenis de man de baas is en dat dit geautoriseerd wordt door Goden te creëren die ook man en dus de baas zijn. Met uitzondering wellicht van de zonnegodin Amaterasu, maar haar nakomelingen waren de goddelijke Japanse keizers, dus toch weer mannen aan de leiding.
De eerste mens op aarde was Adam, een man dus. Of vanuit een andere visie: Gayomard. Volgens de leer van Zarathustra (Zoroastrisme, nu voornamelijk de godsdienst van de Parsi’s in India) schiep Ahura Mazda, de god van het goede, de wereld en alle wezens. Als zesde taak schiep hij Gayomard. Daarna gaf Ahriman, de god van het kwade (ofwel de duivel) de mens ziekte en een beperkt bestaan.
Alles begon dus met één man. Wij weten dat Adam geboetseerd werd uit aards stof en dat later Eva – terwijl hij sliep – geboetseerd werd uit zijn rib. Dat maakt natuurlijk de vrouw meteen al onderdanig aan de man. In de drie belangrijke godsdiensten, Christendom, Islam en Jodendom, is dit beginverhaal hetzelfde. Later als vrouwen een rol gaan spelen wordt het gecompliceerd. Begint al bij JHWH die twee vrouwen had, Ohola en Oholiba. En met Eva natuurlijk die voor de zondeval zorgde, uit het paradijs. Alle aardse ellende de schuld van de vrouw. Als een vrouw belangrijk werd geacht, was het omdat zij nageslacht baarde. Denk aan Sara, die op oude leeftijd nog met behulp van God Isaak (Jitschak, Ishaq) ter wereld moest brengen om het voortbestaan van hun volk te waarborgen. En dan moeder Maria natuurlijk, die zonder seks een kind ter wereld bracht, een jongen natuurlijk. De meest geëmancipeerde vrouw in de oudheid was wellicht Kadija. Zij was een rijke goed opgeleide vrouw van hoogstaande familie, met een eigen handelsonderneming. Op haar veertigste trouwde zij met Mohammed die toen 25 was. Zij zorgde voor hem als een moeder, met name omdat hij zoekende was en zich vaak terugtrok in een grot, waar hij uiteindelijk het visioen kreeg en de boodschapper werd van God. Kadija was zijn eerste bekeerling en zij sprak de gedenkwaardige woorden: ‘er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet’.
Alle profeten zijn mannen. Met mannen er omheen, Jezus met zijn discipelen, Mohammed met zijn volgelingen, Elia met zijn profetenzonen, de paus met zijn kardinalen, kortom, predikers, priesters, pastoors, paters en profeten, voor vrouwen begint veel pijn met de p van Papa, een woord overigens dat volgens Franse onderzoekers meer dan 50.000 jaar oud is. En Mama dan? Daar kom ik zo op terug.
Terwijl al dit soort gedachten en meer door mijn hoofd spoken tijdens slapeloze nachten, lees ik dat de Salafisten oprukken en dat er studenten worden opgeleid op de universiteit van Medina om fundamentalistisch Imam te worden. Universiteit. Hierin zit het begrip universeel, alsook universum. Dan zie je ruimte, gemeenschappelijkheid, breedheid, maar in Medina leert de Universiteit engte en benauwing. Hier worden Imams geheel gratis opgeleid om overal ter wereld het enig ware geloof te prediken – desnoods met geweld – gesponsord door Saoudie Arabië. Terug naar de 7e eeuw is hun devies. Docenten, zoals professor Abdullah al-Adani vinden dat vrouwen niet moeten zeuren als ze geslagen worden en als hun man meerdere vrouwen heeft moeten ze ook niet zeuren, want God heeft polygamie voor de man toegestaan (tot 4 vrouwen). Docent Abdurahman Muhiddin zegt dat de plek van de vrouw thuis is en dat zij alleen naar buiten mag als het strikt noodzakelijk is en dat zij zich dan ‘schaamtevol’ dient te gedragen.
Aljeblieft mevrouw denk nu niet dat religie de enige boosdoener is. Misschien wel de aanstichter. Omdat mannen in alle religies de hoofdrol spelen. Dominantie door mannen overal ter wereld. In films en games worden mannelijk geweld en intimidatie voorgesteld als aanvaardbaar gedrag. In veel culturen worden vrouwen gezien als minderwaardige wezens. In hindoefamilies bijvoorbeeld ligt de vrouw aan de voeten van haar man. Onze feministische golf van de jaren zeventig is gebroken door een glazen plafond. De actuele situatie is dat meisjes in het zwembad het advies krijgen om zich degelijk te kleden.
Oude beschavingen kennen vaak de Moedergodin. Zoals Ishtar in Mesopotamië, Bastet in Egypte of onze eigen Germaanse Freya. En als we nog verder teruggaan, zou je kunnen zeggen dat er een belangrijke omwenteling plaats vond toen de mens zich vestigde als boer. In de mythologie van het Mesolithicum, ruim 10.000 jaar voor Christus is Mama (Mami, Mamu) de Schepster van al wat bestaat. Mama was de baas. De Goddess Movement gelooft dat de mensheid oorspronkelijk leefde in een vredelievend matriarchaat met een Moedergodin. Pas in de bronstijd werd dit verdrongen door een androcentrische cultuur met een mannelijke god. Bij androcentrisme is het mannelijke de norm en het vrouwelijke hiervan afwijkend en ondergeschikt. Het is de oervorm van seksisme. Interessant om een parallel te vinden in het boedhisme. Ook daar zie je in de oudheid die omwenteling. Noem het de strijd tussen weten en voelen, tussen hoofd en hart als zetel van Wijsheid. Strijd en expansiedrang passen niet bij een vredelievend matriarchaat. Zo werd ook boedhisme mannelijk, hoewel Tara, de moeder van alle boedha’s, hoop blijft geven. Haar naam betekent “zij die bevrijdt”.
Omdat voor volledige gelijkheid en evenwichtigheid, voor het redden van onze wereld zowel het vrouwelijke als het mannelijke nodig is, roep ik de vrouw op om op te staan. Niet zoals Margareth Thatcher die oorlog maakte en bereid was haar eigen zoon te offeren, ook niet als Hillary of Theresa of Marine, maar als Tara, zij die in alle culturen de vrouwen die als minderwaardig worden beschouwd wil helpen om mannen te tonen dat vrouwelijkheid niet minderwaardig is, maar dat integendeel vrouwelijke energie tot Verlichting leidt.