Over Christian Oerlemans

Christian Oerlemans. Na de middelbare school Stuurman geworden op de Grote vaart. Vier jaar varen, daarna liftend de wereld omzwerven van de Noordkaap tot Kaap de Goede Hoop. Werken als bordenwasser, metaalarbeider, wegwerker, druivenplukker en meer van dit soort baantjes. Schrijft reisverhalen en later korte verhalen in literaire tijdschriften, wordt leerling journalist en verruilt dit métier al gauw voor de reclame waar tekstueel talent ruimer beloond wordt. Volgende stap naar eigen reclamebureau, Geudeker/Oerlemans (GO), later GO/RSCG. Verantwoordelijk voor grote campagnes als “Even Apeldoorn bellen”, “Ontdek ’t bij de Hema” , “Autogas dat rijdt Super” , alsook voor Saab, Jaguar, Kwantum, Pearle enz. Schrijft columns en artikelen in reclamevakbladen Revue der Reclame, Nieuwstribune en Adformatie, werkt mee aan het Handboek Reclame (Kluwer). Schrijft drie thrillers (Bruna) en korte verhalen in Plot. Stapt begin ’90 uit zijn reclamebureau en start een consultancy genaamd Communicatie Groep Oerlemans, werkt o.a. voor Schwarzkopf, Digital, Honig, Petroplus, Amsterdam Airport Schiphol. Stopt hiermee in 1996, na een ongeluk. Publiceerde begin 2002 de gedichtenbundel “Oude Liefde”, in 2004 de licht erotisch getinte verhalenbundel “Vrouwen zijn om op te vreten”, in 2006 de roman “Het slechte pad”, in 2007 de roman “De carrière en de dood”. Schreef ook o.a. het Jubileumboek van de Art Directors Club Nederland, de biografie van kunstenaarsmodel Maria (een Model Mens) en het boek over Will Kellermann (Het Romantisch Avonturisme). Laatste boeken: Op weg naar de Noordkaap, een reisverhaal uit 1959, en MANNEN, je sluipmoordenaar heet testosteron, een relativerend maar zeer serieus boekje over prostaatkanker, gedichtenbundel 'Tijd van Leven'. Uitgever Elikser Leeuwarden. Schrijft ook voor literair tijdschrift Extaze - www.extaze.nl.

Chinese massage in Moncarapacho.

Mijn Chinese masseuse met de grote handen en kleine tanden.

Op een dag komen we bij de bakker vandaan. We hadden even koffie gedronken met iets erbij, een Pastel de Nata of een Torta Amendoa of een Folhado de doce de Figo com Nozes of… ja de Portugezen houden wel van een taartje. De bakker heet dan ook altijd Pastelaria en je vindt ze op vrijwel elke straathoek met een terras ervoor. In ons kleine dorp hebben we zelfs drie Patelarias. En twee tandartsen er vlakbij. Portugezen drinken veel en vaak koffie, die dan ook niet zo duur is als in Nederland. Een espressootje – hier Bica genoemd – drink je voor pakweg zestig cent. Goed, op een dag komen we dus na de koffie bij de bakker vandaan en ik zie dat grote bord: “Massagem Chinesa”, met een pijl gericht op het mini winkel- en kantorencentrum achter de Pastelaria. Hier huizen onder andere de tandartspraktijk – vijftig euros per schoonmaakbeurt – de kapster, het technisch installatiebedrijf van José die overal verstand van heeft en onlangs nog een wasmachine bij ons heeft geïnstalleerd en tegelijk de drinkwaterpomp heeft bijgesteld (gratis) en de plaatselijke makelaar. En nu ineens ook de Chinese massagesalon. De ruimtes die in dit centrumpje verhuurd worden (en te huur staan) zijn vergelijkbaar met aquariums, glas rondom. José heeft de helft van zijn winkel dichtgeplakt met posters, waarachter hij kantoor houdt. De kapster is zichtbaar aan het werk. De tandarts heeft overal ondoorzichtig melkglas laten aanbrengen.
De Chinese massagesalon beslaat een flinks stuk winkelpui, waarvan het glas tot borsthoogte ondoorzichtig is gemaakt met folie. J I N Y U Massagem Chinesa staat er op de ruit. We kijken naar binnen en zien een kleine zitruimte met een bruin bankstelletje, een waterkoeler, een witte staande lamp van uitgestanst plastic en een stevige Chinese mevrouw die op het bankje zit en vriendelijk glimlacht. Een klant in de wachtruimte, denken we. Zij blijft naar ons glimlachen en wijst uitnodigend naar de glazen deur. Ik open deze deur en stap naar binnen, gevolgd door Willemine. De vrouw komt blij overeind en blijft uitnodigende gebaren maken, waaruit ik opmaak dat zij geen klant is, maar de masseuse zelf. Zij is stevig gebouwd, gedrongen als een boerin die veel zwaarte heeft getorst en haar handen zien eruit alsof zij er meer mee kan dan masseren, ijzer buigen bijvoorbeeld. Zij heeft een maanrond gezicht met lachende zwarte oogjes die nauwelijks scheef staan en haar blije mond toont een rij perfect gerangschikte tandjes die eruitzien alsof ze na haar kleuterjaren niet meer gegroeid zijn. Erboven toont zij veel tandvlees.

De masseuse loopt over van welkom. Terzijde van de zitruimte schuift zij een blauw plastic gordijn opzij om haar praktijkruimte te tonen. Het ziet er fris uit. De glazen achterwand is bedekt met een warmgeel papieren voorhang waardoor de zon een mooi licht verspreidt. Er staat een behandeltafel van het bekende type, met een gat voor je kin en neus voor als je op je buik moet liggen. Er ligt een kraakhelder wit handdoekje opgevouwen in het gat. Op een Ikea-achtig kastje staan flesjes met olie met ernaast nog een stapeltje schone handdoekjes en een doos tissues. De masseuse nodigt mij met een illustratief gebaar uit om mij te ontkleden. Hoho. Zover ben ik nog niet, zeg ik haar in het Portugees en voor de zekerheid ook in het Engels. Nu blijkt dat zij ook een stem heeft, maar talen spreekt zij nauwelijks, behalve wellicht Mandarijn. Kom, zegt ze in het Portugees en wijst naar de zitruimte waar Willemine is achtergebleven. Zij gaat mij voor en toont een folder met prijslijst. ‘Waar zit pijn?’ wil ze weten. Ik wijs op mijn nek en schouders. Zij wijst op de behandeling: Dores no pescoço, ombros (Pain in neck, shoulder) : 40 min – 20€. Het is verrassend wat zij allemaal in de aanbieding heeft, van Corpo Inteiro ( 60 min – 30€) tot Ãgua-Reflexologia ( Wather Reflexologia Full Body , 60 min – 35€). De normale massages zijn allemaal 40 minuten en kosten 20 euro. Ter plekke ben ik overtuigd, voor dat geld wil ik het wel eens proberen. Dus ik vraag of ik over een uurtje terug kan komen, zodat ik Willemine, die moet plassen, naar huis kan brengen. Maar Willemine vraagt meteen of er ook een wc is? En ja, zelfs een wc is aanwezig in de Chinese massagesalon. Ik had het niet verwacht, maar achterin blijkt een deur te zijn waarachter een wcpot en fonteintje, best wel schoon volgens Willemine, die daar een scherp oog voor heeft.

Als ik een uurtje later terugkom is de wachtruimte leeg, maar de deur is open dus ik stap naar binnen en roep Óla. Geen reactie. Voorzichtig gluur ik achter het blauwe gordijn, maar de praktijkruimte ziet er onberispelijk leeg uit, schone handdoekjes en olieflesjes nog even netjes geordend. Ik ga op het bruine bankje zitten en wacht. Na een minuut of tien vermoed ik dat er iets niet klopt, de masseuse is verdwenen, maar haar sleutelbos ligt op het kastje van de brandalarmknop. Op de folders staan twee telefoonnummers (tlm dus mobiel) en ik bel het tweede nummer. Een man beantwoordt de oproep in gebroken Portugees met soepele Chinese tongval en weet mij te vertellen dat ik moet wachten. Komt goed, zegt hij. Komt goed. Desalniettemin besluit ik nu het eerste tlm nummer te bellen en verdraaid daar klinkt haar kinderstem luid en helder en geagiteerd: ‘Desculpe, desculpe! Ik kom, ja een minuut ja!’ Vijf minuten later komt ze binnen met twee gele boodschappentassen van de supermarkt, enigszins verwilderd en buiten adem. ‘Oh oh, desculpe, compras!’ Ze wijst op de tassen en ik stel haar gerust. Niks aan de hand, ik heb wel even tijd. We gaan onmiddellijk achter het blauwe gordijn en ik trek mijn T-shirt alvast uit. Goed zo? Nee, broek ook uit gebiedt ze. Zij is nu de baas en neemt de leiding. Ik moet op mijn buik op de bank liggen met mijn kin in het gat. Onder mijn voeten schikt zij een rolkussentje en mijn armen trekt ze omlaag langs mijn zijde en verpakt ze in een handdoek. De behandeling geschiedt woordloos, ik hoor alleen nu en dan kuchen of snuiven terwijl ze met haar stevige handen over mijn ruggenwervels rolt. Ik dacht nek en schouders, maar de behandeling strekt zich uit tot onder het elastiek van mijn onderbroek, die zij routinematig omlaag schuift. ‘Was het erotisch?’ vraagt Willemine later. Nee, in het geheel niet, eerder hardhandig. En vermoeiend, het valt niet mee om veertig minuten plat op je buik te liggen, door je neus ademend in een gat in de ligbank. ‘Heeft ze ook niet op je gelopen?’ Willemine had wel eens een Chinese massagefilm gezien. Nee, ze kon het prima met haar boerenhanden en ik moet zeggen, best lekker en voor twintig euro zou je wel gek zijn als je dit niet minstens één keer in de week zou ondergaan.

Hoe de Chinese mevrouw met de kleine tandjes het redt in haar salon is mij niet duidelijk. Ik krijg de indruk dat ik haar enige klant ben, ik kan altijd meteen terecht. ‘De Chinese mafia zal er wel achter zitten’, oppert Willemine. ‘Die Chinezen pikken alles in en nemen alles over, je ziet steeds meer van die Chinese winkels met goedkope rotzooi en gebrek aan kwaliteit, dat is heel jammer’. Kan zijn, maar mijn Chinese masseuse gebruikt lekkere eucalyptus olie en wrijft mij helemaal droog en schoon met een frisse handdoek na de behandeling – die meestal iets uitloopt – en ik krijg gratis een plastic bekertje bronwater te drinken. Haar handen zijn stevig, maar haar prijzen niet.

Christian, september 2014

Reddeloos

Reddeloos

Als ik jou zie
Gewoon op straat
Zo’n mooie jonge meid
Dan wil ik terug
Zo veel jaren terug
Toen ik verleiden kon
Maar ik vergeet
Dat in die tijd
Mijn blik vertroebeld was
Door precies zo één als jij
Zo’n mooie jonge meid
Die mij bezwoer
Bij haar te blijven
Want reddeloos was zij
Zonder mij ja zonder mij
Ja reddeloos zei ze
Reddeloos en toen
Verliet zij mij en hoe
Reddeloos was ik
Verlaten held
Gewoon op straat
Kijk ik naar jou
En weet ik weer
Hoe dat voelt om
Reddeloos te zijn.

Christian
2014

Achtentwintig euro.

Achtentwintig Euro.

Je kunt je afvragen of het toeval is dat ik mij kort na elkaar gepakt voel voor een bedrag van achtentwintig euro. Waarom achtentwintig euro? Heeft dit een betekenis? Als ik binnenkort nogmaals over ditzelfde bedrag struikel, dan ga ik ergens in geloven.
Maar laten we daar niet op wachten. Ik vertel alvast wat er gebeurde. We waren een paar dagen in Parijs en natuurlijk wilden we ook een keer eten in La Coupole waar alle interessante, beroemde en aanverwante mensen een keer hebben gegeten, of dat alsnog een keer gaan doen. Het trof mij – maar dit terzijde – dat de koepel waar het om draait geheel opnieuw is beschilderd en hoewel mooi blauw heeft het op mij toch niet het wauw-effect van weleer. Maar goed, La Coupole blijft een aanrader en als je er nog nooit van gehoord hebt, dan wordt het een keertje tijd.
Wij wonen in dit verhaal tijdelijk in een hotel in de Marais, een pittige buurt die net onder vuur was genomen – gelukkig niet letterlijk – door Palestijnse sympathisanten en anti- Israëlieten waarbij in de bekende Rozenstraat (Rue des Rosiers) de falafel restaurants op nogal hardhandige wijze waren aangepakt. Je kunt je afvragen of dit de mensen in de Gaza strook helpt. Maar dat is een ander onderwerp.
Het is een heel eind van de Marais naar de Boulevard du Montparnasse waar het restaurant is gevestigd. Te ver om te lopen. En omdat mijn geliefde een lichte vorm van aversie – ingegeven door angst vanwege de verhalen – heeft tegen de Metro, een prachtig vervoermiddel dat onder de verkeerschaos door raast, bestellen wij een taxi. Het duurt even en in het smalle straatje bij ons hotel staan wij te wachten, samen met een Amerikaans stel dat – zo bleek later – eveneens een taxi heeft besteld.
Ineens komen er van de Beaumarchais twéé taxis ons straatje in gedraaid, twee precies dezelfde Skoda’s. Zowel het Amerikaanse stel als wij kiezen een Skoda en terwijl ik naar binnen schuif zie ik dat er 12 euro op de teller staat. Twáálf euro en we zitten nog niet eens!
Op ditzelfde moment horen wij vanuit de Skoda die voor ons staat geparkeerd een kijverig geschreeuw en we zien de Amerikanen geschrokken terugdeinzen. Zij worden weggestuurd door de heftig gesticulerende donkerhuidige chauffeuse die half uit het raampje van haar Skoda hangt en de Amerikanen in rap Frans boze woorden toeroept. Enigszins geïntimiteerd, om niet te zeggen aangeslagen, vervoegen die zich bij ons en vragen beleefd of wij willen ruilen. Ach, waarom niet, het zijn allebei Skoda’s en onze chauffeur is een ongeschoren chagrijn.
Wij lopen dus naar de voorste Skoda en schuiven naar binnen achter de chauffeuse die nog steeds luid zit te mopperen. Zij wil weten welk kamernummer we hebben. Uh? Vierhonderddrie mevrouw. Quatrecenttrois? Oui, oui, quatre cent trois. Het stelt haar gerust en mij ook want ik zie ondertussen dat er bij haar maar 6 euro op de teller staat. Toch even gauw zes euro verdiend.
Nog steeds luidkeels mopperend en foeterend op mensen die maar doen wat ze willen en alle werken in uitvoering waar ze last van heeft, draait ze via de Bastille de Rue Rivoli op en begint die te volgen. Hoewel ik Parijs niet heel goed ken, is dit volgens mij toch niet de weg naar de Tour Montparnasse waar La Coupole niet zo ver van verwijderd is. Al spoedig staat de teller bij haar ook op 12 euro en we slaan scherp linksaf een nauw straatje in en een poort onderdoor. Tot mijn verwondering manouevreert zij de Skoda via eenrichtings pijlen langs de gebouwen van het Louvre. Leuk om die ook even te zien, maar voor de zekerheid vraag ik haar of dit wel de kortste weg is en of ze wel weet waar La Coupole is, u weet wel op de Boulevard du Montparnasse, niet ver van de Tour…
Nu is zij opnieuw beledigd en ze verhoogt het volume van haar voortrazend stemgeluid. Jaja dat weet ze wel, wat denk ik wel, dat zij dat niet weet meneer? Zij weet het precies, zij kent de weg, en ze kan de gps niet volgen (dat is mij al opgevallen) vanwege al die opbrekingen en omleidingen! Nog een geluk dat ze ons niet uit haar Skoda zet. Na nog tien minuten omrijden stopt ze triomfantelijk voor La Coupole en ze weet haar Skoda exact voor de ingang te parkeren, knap stukje werk, dat moet ik haar nageven.

Om kort te gaan, er stond dus 28 euro op haar teller toen we een half uur te laat binnenkwamen. Dat lijkt niet zo erg. Maar bij La Coupole ben je dan al lang je tafeltje kwijt, daarin zijn ze streng en dat kunnen ze zijn want er zitten continu een stuk of twintig mensen aan de bar te wachten op een vrijkomende plek. Maar wij komen helemaal uit Holland en hebben ruim van te voren via internet gereserveerd en na enig zoeken blijken we in de computer te zitten en krijgen we alsnog een tafeltje toegewezen.
Mooi. Leuke avond. Achter een varen tegenover mij zit een vent die mij bekend voorkomt. En vice versa. We knikken naar elkaar en de hele avond beloeren we elkaar omdat we niet weten wie wie is. Voor het overige: prima. Een aanrader, hoewel de rekening natuurlijk niet 28 euro was. Als u dat soms dacht.
De tweede 28 euro komt namelijk als ik de foto’s van het etentje, met mijn geliefde prachtig uitgelicht tegen het blauw van de ‘Coupole’, wil downloaden van de Nikon camera. Ik heb het Nikon usb kabeltje niet paraat. En Nikon heeft een geheel eigen ministekkertje dat je niet zomaar even bij de computerwinkel haalt. Ja, via het internet is zo’n kabeltje op te sporen en het kost bijna 6 euro. Maar… daar komen dan nog tweeënhalve euro portokosten bij. Ja zeg, dat is duur zeg.
Ik bel de beste fotozaak van Hilversum en verdomd, na lang zoeken in de kelder blijken ze zo’n kabeltje in voorraad te hebben. Eéntje slechts. Reserveer die maar voor mij, ik kom hem ophalen als ik in de buurt ben. Goed. ’s Middags moet ik toch die kant uit voor boodschappen, dus naar de fotowinkel waar ik de bedienende jongeman uitleg dat er een kabeltje voor mij klaar ligt. Hij kan het bijna niet geloven, maar na enig gesnuffel in een kastje vindt hij inderdaad het kabeltje, met mijn naam op een papiertje. Goed zo. Bij de kassa haalt hij het dingetje langs de scanner en noemt een bedrag. Ik versta acht euro, verdorie net zo duur als via internet met de post erbij. Uit mijn portefeuille pak ik een tientje. De jongeman wacht geduldig en ik ook en uiteindelijk, na nog even wachten, zegt hij “het is achtentwintig euro meneer”.
Achtentwintig euro??! Voor zo’n usb kabeltje?
Ja meneer.
Via het internet kost het nog geen zès, roep ik ontredderd.
Ja meneer, maar dit is Nikon.
Enfin, ik neem dat kabeltje natuurlijk toch maar mee en de foto’s blijken leuk. Maar het toch al niet goedkope etentje bij La Coupole heeft me nu twee keer 28 euro extra gekost. Twee keer hetzelfde getal…Toeval? Op welk nummer zit dat restaurant eigenlijk op de Boulevard du Montparnasse?

Christian, augustus 2014

Uitlaat verloren.

Alweer een garageverhaal.

In een achteraf straatje in Olhão verloor mijn goede oude Volvo bijna zijn uitlaat. Ik stond geparkeerd op een zanderig stoepje voor de werkplaats van de monteur die mijn motorzaag gaat repareren. Deze werkplaats biedt nauwelijks plaats aan de man zelf, het is een duistere gang volgestouwd met grasmaaiers, fietsen en onderdelen waarvan de herkomst mij niet duidelijk is. Achterin is een alkoofje waar hij werkt. Hij moet wel goede ogen hebben…
Enfin, ik rijd de Volvo van het zanderige stoepje en hoor iets schuren. Tegelijk verschijnt een oudere fietser naast mijn portierraam om te vertellen dat mijn uitlaat erg laag hangt. Te laag eigenlijk. Portugezen zijn ontzettend hulpvaardige mensen, dus de man parkeert zijn fiets en begeeft zich gebarend naar de achterzijde van de auto, waar ik hem via de achteruitkijkspiegels omlaag zie verdwijnen. Als ik uitstap ligt hij al bijna onder de auto. Ja, ik zie het ook, van een afstand al. Hij hoeft het niet nader uit te leggen, de uitlaat hangt veel te laag, hij heeft gelijk, de steunen en dragers moeten zijn gebroken. Ik bedank hem hartelijk, hij slaat het zand van zijn broek en stapt weer op de oude racefiets (die zijn erg populair hier). Gelukkig weet ik net buiten het stadje een uitlaatspecialist (Escape). Uitlaatspecialisten zijn hier langs elke weg te vinden, evenals autobanden leveranciers (novo e semi novo). Voorzichtig kuilen vermijdend rijd ik erheen. Het reclamebord zegt dat escapes rapido worden vervangen. Ik zet de Volvo voor de deur en wacht tot de specialist achter de smoezelige balie klaar is met telefoneren. Daarna wijs ik naar de Volvo. Ah…een Volvo, merkt hij op. Buitengekomen knielt hij hoofdschuddend naast de auto en bekijkt de onderkant langdurig. Nee meneer, daar kan hij niets mee beginnen, het is een Volvo nietwaar. Kan je hem niet provisorisch vastbinden met een ijzerdraadje ofzo? Probeer ik nog. Maar nee, er is niets aan te doen. Terug in zijn kantoortje begint hij weer te telefoneren. Maar tot mijn verrassing is het voor mij. Hij geeft me zijn mobiele telefoon en knikt me bemoedigend toe. Toe maar. Aan de andere kant spreekt een Portugees Engels en legt omstandig uit dat de uitlaat niet ter plekke gerepareerd kan worden, maar dat er verderop een persoon is die dit wel kan. Nu meteen? Vraag ik verbaasd. Ja, geen probleem. Honderdvijftig meter verderop, rechts af voorbij de benzinepomp het straatje in en dan aan de rechterkant. Daar is het. De man achter de balie begint hulpvaardig een plattegrondje te tekenen op de achterkant van een oude envelop. Daar is het, bij het kruisje. Ik rijd de uitgestippelde route en vind twee wijd openstaande garagedeuren. Een lange man met dik grijs haar, gekleed in smetteloos wit T-shirt en blauwe tuinbroek wenkt mij naar binnen en gebaart hoe ik de Volvo op een brug moet zetten. Het is een enorme garage, twee aan elkaar gebouwde loodsen eigenlijk, met stoffige dakramen waar in honderd jaar niemand bij kon. De puntige daken van golfplaten – asbest ongetwijfeld – rusten op enigszins doorgezakte balken en kunstig getimmerde daksteunen uit de tijd dat er nog vakmensen bestonden. De garageman verdwijnt in een gebouwtje, een rechthoekig huisje met gordijntjes voor de ramen, dat achter in deze hallen is gebouwd. Door de geopende deur zie ik een soort huiskamertje, met een bloemetje op tafel en een bordje met daarop een broodje. Het is inmiddels halféén, lunchtijd. De garageman komt uit zijn huisje en loopt mij voorbij om zonder een woord te zeggen in een Peugeot stationwagen te stappen en het pand te verlaten. Geen idee waarheen hij gaat en wanneer hij terugkomt. Voor zijn huisje staat een leeg bureau met twee stoelen en ernaast een grote kooi met twee kleine papegaaien, die enorm schel tegen me fluiten als ik te dicht bij kom. Ik ga achter het bureau zitten en bewonder de glimmend schone geglazuurde tegelvloer die door een speels persoon in bonte patronen is gelegd, met kleurige looppaden en voetveegmatten op diverse plekken. Zelden zo’n schone vloer gezien, zeker niet in garages. Bij nadere beschouwing van de werkplaats krijg ik de indruk dat de garagehouder een Pietje precies is, met weinig werk omhanden. Er staan vijf auto’s waarvan twee met de kap open. En mijn Volvo natuurlijk, op de brug, in de verte. Aan de wand hangt het gereedschap soort bij soort, in oplopende en aflopende maten, prachtig gerangschikt, een kunstwerk van glanzende metalen voorwerpen.
Na twintig minuten, het is inmiddels bijna één uur, komt de baas terug. Hup, whoef, rijdt hij de Peugeot op zijn parkeerplek en zonder een woord te zeggen loopt hij naar een werkbank ergens ver weg en ik zie dat hij daar een plastic zak deponeert. Hij pakt er iets uit en gaat op zijn gemakje naar de Volvo. Ik doe hetzelfde en als ik arriveer begint hij de brug omhoog te liften. Als we allebei onder de auto staan, zie ik dat hij kennelijk ergens grote rubberen hangsteunen heeft gehaald, om de uitlaat weer flexibel onder de auto te hangen. Hij plukt de oude rubbers weg, ze zijn verweerd, gebroken. Dan gaat zijn mobiele telefoon. Onwillig antwoordt hij en wandelt al pratend en gebarend naar zijn huisje. Ik volg hem, ga weer bij het bureau zitten en hoor dat hij een vervelend gesprek doormaakt. Het klinkt alsof hij een ontevreden echtgenote aan de telefoon heeft. Na een minuut of vijf, misschien tien, komt hij met grote stappen uit zijn huiskamerkantoor, beent naar de Peugeot, start en rijdt weer geroutineerd de garage uit. Daar zit ik weer. Het loopt tegen halftwee. Maar deze keer is hij sneller terug, nauwelijks een kwartiertje weggeweest. Hup, whoef, daar komt hij weer en rijdt de Peugeot met grote precisie naar de vaste parkeerplek op de glanzend geglazuurde rode tegels.
Gelukkig krijgt hij nu wat haast en begeeft zich gelijk naar de wachtende Volvo. Het kost zichtbare inspanning en veel kracht om de rubbers aan de steunen te krijgen. Hij mompelt aanmoedigingen tot zichzelf, maar mijn aanbod om te helpen wijst hij af, met een resoluut armgebaar. Na enig zuchten en steunen heeft hij de vier nieuwe rubbers gemonteerd en laat hij de brug zakken. Weer zo’n gebaar; of ik wil instappen om de auto van de brug te rijden. Ik volg zijn instructies en parkeer voor zijn huisje. Hij zit inmiddels binnen achter het tafeltje met het gebloemde kleedje en zijn bordje met de lunch. Als ik vraag hoeveel hij van mij krijgt hoor ik voor het eerst zijn stem: dertig euro. Ik heb alleen een biljet van vijftig. Dat kan hij niet wisselen. Wacht maar even, hij gaat naar de buurman, een kleine snackbar annex restaurant. Helaas, ook de buurman kan geen vijftig euro wisselen. De benzinepomp verderop dan maar. Ik stap in en verzeker hem dat ik spoedig terugkom. Omdat ik het lullig vind om alleen maar geld te wisselen, bestel ik in het kantoor van de pomp een espresso, hier een bica genoemd. In Portugal heeft elke benzinepomp een espressobarretje want het zijn echte koffiedrinkers hier. Zestig cent. Ik betaal met vijftig euro, maar de pomphouder vindt dit geen bezwaar. Terug naar de garage waar de rijzige man met de grijze kuif en de tuinbroek al voor de deur staat te wachten. Met plezier betaal ik hem dertig euro. Prima service geleverd. Waarschijnlijk gaat hij nu de vloer poetsen waar de Volvo gestaan heeft…
Christian, Olhao, 16 juni 2014.

De Waterdruppel

De Waterdruppel

De waterdruppel komt

Flonkerend tot leven

Danst en springt in roze

En blauw van nieuwe dag

Sprankelt op mijn huid

Op mijn ontwakende huid

Danst het water zijn weg

Het pad hoe grillig ook

Al tijden voorbeschikt

In levendige glinstering

Omlaag altijd omlaag

Gebonden door de wetten

Waarmee wij dagelijks spotten

Zo herkenbaar is het leven

Als een waterdruppel

Zoekend voortgaan

Naar het ongewisse doel

Omlaag en nooit omhoog

Bepaal ik zelf het einde

Voorbij de flonkering

Van deze speelse reis

Wacht duisternis van afvoerput

Waarin alles vervloeit

Vervloeit tot niets.

 

Christian
Mei 2014

Conversatie.

Dit schreef ik in 1970 en ik vind het nog steeds leuk!

Conversatie.

Goedemorgen.
Ook goeiemorgen, wat een weertje hè?
Juist. Ik zal even een raam open zetten, want morgen komt er weer een dag en dan moeten we klaar zijn voor het gaat donderen.
Gaat u zitten.
Ik zie geen stoel.
Prima. U bent dus gestruikeld over een aardappel?
Dank u, mijn stoelgang is in orde, maar ik heb wat last van klitwortels en haaruitval.
Gaat u toch zitten.
Uw schoot is onverbeterlijk, dank u.
Hebt u de afgelopen dagen nog gesnorkeld?
Mijn vrouw houdt helaas niet van erwtensoep, maar vertelt u eens, hoe zit dat met die aardappel?
Een heikel punt ja. Het wereldvoedselprobleem zit mij tot hier begrijpt u, het komt mij de strot uit.
De temperatuur van het zwemwater is op dit moment uitstekend.
Daar kunnen we natuurlijk lang en kort over praten, maar als er op Mars ook geen water is, waar blijven we dan?
Schoenen met hoge hakken lopen minder prettig.
Draagt u schoenen met hoge hakken?
Nou u het zegt.
Maar om op het wereldvoedselprobleem terug te komen, het is een probleem.
Een probleem ja. Ik voel mij de laatste tijd ook niet lekker.
U bent dus gestruikeld over een aardappel?
We zullen zien, we zullen zien, zo’n vaart loop het niet. Ik neem de tram meestal.
Openbaar vervoer, dat is de oplossing.
U moet niet te ver gaan.
Ik heb laatst eens nagedacht.
Heel verfrissend ja. Snorkelen doet de mens goed.
Vindt u het erg als ik van uw schoot af ga?
Ga uw gang, doe of u normaal bent.
Wat een weertje hè? U mag gerust uw stropdas afknippen. Ik doe mijn lange broek uit.
Gezellig. Maar om op uw probleem terug te komen, hoe ver is het?
Het is zwemmend niet te doen.
Rugslag of schoolslag?
Het schort aan de opleidingen ziet u.
Ach, we komen er wel ook al zijn we er nog niet. Zwemt u rechts of links?
Er zit een behoorlijk gat in uw onderbroek, daar kunt u last mee krijgen.
Bedoelt u rechts of links?
Politiek is niets voor mij, wij nemen altijd de fiets, fietsen is fijn, maar fietsenmakers zijn tegenwoordig moeilijk te krijgen.
Stratenmakers zijn ook maar mensen.
Vindt u het erg als ik deze punaise uit het raam werp?
Ach zat u op een punaise?
Het is pijnlijk, de prullenbak is vol en om op het schoeiselprobleem terug te komen, rookt u?
Gaat u even liggen, ik zal de deur open doen en de vliegenvanger wat lager hangen. Het zijn krengen.
Inderdaad, gelijk hebt u, ik zou het ook niet doen als ik u was.
U draagt trouwens een leuke onderbroek, heeft uw vrouw die gebreid?
Insteken, doorhalen en af laten glijden, wij moeten elkaar eens diep in de ogen kijken want zo kan het niet langer.
Wat heeft uw voorkeur, een kanariepiet of een kanarieparkiet?
Ach elk vogeltje gaat van zijn stokje als het zaad gelegd is. Nu maar afwachten.
Wat u zegt.
Medezeggenschap is mooi maar als de winkels dicht zijn koop je er niets voor.
Nou, zo erg is het niet, ik zal u geen oor aan naaien.
Prima.
Het wereldnaaiprobleem is ook een probleem, trouwens.
Nu u het zegt, gisteren zag ik nog een koppel schijtlijsters.
Hemeltergend, wat een rotzooi tegenwoordig.
Slaapt u goed?
Slapeloze nachten, ook een probleem.
Jazeker, ik kan er niet buiten. Hoor ik daar een toeter?
Jawel, die slopers zijn wel aardig maar je moet ze leren kennen.
Hoe ver moeten we nog gaan? Het wordt bodemvissen.
Kruis of munt, om het even. Het valt niet mee om de eindjes om uw nek te knopen.
Ach, laat maar zitten.
Ik ben mijn toekomst bij de geboorte al kwijt geraakt. Warm hè?
Verschrikkelijk.
Ach we moeten er niet zo zwaar aan tillen. Ik voel een windje aankomen.
Ga uw gang, maar doe de deur dicht voor de tocht.
Het lucht wel op.
U zegt het en niemand denkt het, waar een bil is is een weg.
Die slopers zijn duur tegenwoordig, het is slopen of bankieren.
A propos, hebt u nog die fraaie rugslag?
Het gaat de goede kant uit.
Kiezen we nu voor rechts of voor links?
Lood om oud zilver, rust roest nietwaar.
Als het zo doorgaat zet ik even een muziekje op.
Gezellig.
Om op het wereldvoedselprobleem terug te komen, wij hebben het maar goed nietwaar?.
Ja gelukkig.
We zien elkaar nog wel eens. Afscheid valt zwaar.
Scheiden doet leiden.
Ach u hebt daar gestudeerd?
Wij weten niet wat er eerst was, de kip of de ei.
Leiden ontzettend in last ja.
Goedemorgen.
Nou goeiemorgen dan maar weer.

Christian
1970

Zus

Zus is dood
het was haar keuze
haar helder hoofd
kon langer niet verhelen
het lijden van het leven
in een lijf dat niet meer kon
geen keuze meer tussen
het willen en het kunnen
het verval en pijnlijk opstaan
naar een dag die niets
meer bracht dan vergeelde
herhaalde herinneringen.

Afscheid met taart
en thee en foto´s
voor later als heldere
ogen niet meer stralen
haar kleine hoofd ligt
in mijn handen zo broos
en warm als pasgeboren
lichtkrans speelt door zilver
verrast oogt zij omhoog
wil ik haar pijn verdrijven
die blik van haar bewaren.

Oktober 2013,
Christian

In Orde.

Op een feestelijke dag
vergeet je wat je denkt
en loopt met dromen
door een land van nooit geweest
vermoeidheid ken je niet
in verre verten wenkt
geluk dat voor het grijpen ligt
als je maar even doorzet
dan komt het wel in orde
in orde.

Of niet soms?

Weet je wat het is
om oud te worden
weet je hoe het voelt
om pijn te hebben
weet je dat je dood
gaat op een dag en dan
misschien gelukkig bent
omdat je vrij bent en
ongebonden opstijgt naar
het licht dat is beloofd
al zoveel duizend jaar
dat het wel waar moet zijn
of niet soms?

MANNEN je sluipmoordenaar heet testosteron.

Mannen je sluipmoordenaar - omslag
In 2002 schreef ik “Gestrekt wakker liggen”. Ik dacht dat ik toentertijd de ellende wel zo”n beetje had gehad. Nooit op gerekend dat er nog prostaatkanker achteraan zou komen. Dat is een boekje geworden – zoals mensen zeggen: ik kan er wel een boek over schrijven. Gedaan dus.
“Mijn belevenissen in prostaatkankerland” – zo omschreef professor Simon Horenblas van het Nederlands Kanker Instituut mijn manuscript. En deze omschrijving klopt wel, want het is inderdaad net alsof je op reis gaat naar een vreemd land waarvan je wel hebt gehoord, maar waarvan je de ongelofelijkheid nimmer hebt vermoed. Je beleeft dingen die een normaal mens in een normaal leven niet meemaakt. Belevenissen dus. Boeiend wellicht voor dierbaren, voor mijn nageslacht na mijn dood. Ik begon dus te schrijven en gaandeweg werd het een boekje. Mijn echtgenote, die vanzelfsprekend de belevenissen van nabij meemaakte, kon er om lachen. Een goed teken vond ik, want de realiteit was al dramatisch genoeg. Ook liet ik het lezen aan insiders in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis.De reacties waren positief. In een adem uitgelezen, humor, relativering. Uiteindelijk voorgelegd aan mijn kritische uitgeefster Jitske Kingma. Zij mailde: een juiste mix van humor, informatie, persoonlijke details en algemeen maatschappelijk belang. Ja, daarom is dit boekje ontstaan. Ik wens ieder die het leest een lang en mooi leven toe!